De nijlbruid. Georg Ebers

Читать онлайн книгу.

De nijlbruid - Georg Ebers


Скачать книгу
dit oordeel, en de andere die mede alles wist was Paula, was zij van wie hij bovenal gewenscht had dat zij tot hem mocht opzien! Gisteren hield hij het nog voor de grootste zaligheid op aarde haar te omarmen, haar de zijne te mogen noemen; thans kende hij maar één wensch, haar te vernederen, haar te straffen. Helaas, dat hem de handen gebonden waren, dat hij als een veroordeelde van hare genade afhing! Hij kon niet onder woorden brengen hoe onverdragelijk hem deze gedachte was. Maar zij zou hem leeren kennen! Als een blanke zwaan was hij tot nu toe het leven doorgegaan; als deze noodlottige ure, als deze vrouw hem tot een gier maakte, was het niet zijne, was het hare schuld! Weldra zou blijken wie de sterkste was van hen beiden. Hij moest haar straffen op eene wijze zooals men eene vrouw slechts tuchtigen kan, al moest hij ook langs den weg der misdaad en der ellende zijn doel bereiken. Hij vreesde niet dat de arts hare genegenheid had gewonnen, want hij voelde met onbetwistbare zekerheid dat, hoe zij hem hare vijandschap ook deed gevoelen, haar hart hem en hem alleen behoorde. »De gouden munt der liefde,” zeide hij tot zichzelven, »heeft twee zijden: teeder verlangen en bitteren haat; thans toont zij mij deze laatste zijde, maar hoe verschillend ook het beeld en het schrift van de munt mogen zijn, wanneer men haar laat klinken geeft zij toch maar éen toon, en die toon ligt ook in hare beleedigende taal.”

      Aan de familietafel verontschuldigde hij Paula en at zelf zeer weinig, want de rechters waren sedert lang vergaderd en wachtten op hem.

      Reeds aan de voorvaderen van den Mukaukas, machtige gouwvorsten, was het recht verleend over leven en dood, en zij hadden zich daarvan zeker al bediend onder de Psamtikiden, aan wier heerschappij de Pers Cambyses zulk een gruwzaam einde had gemaakt. Als eerwaardige symbolen van dit recht prijkten thans nog uraeusslangen, adders wier beten den snelsten dood ten gevolge hebben, en de drakendooder St. George boven de paleizen van den Mukaukas te Memphis en te Lucopolis in Boven-Egypte. Op beide plaatsen stond het aan het hoofd der familie vrij, nadat Justinianus en het laatst keizer Heraclius die oude bevoegdheid opnieuw bevestigd hadden, om aan de onderhoorigen des huizes en de inwoners van het district, waarover hij gesteld was, eigenmachtig de doodstraf te doen voltrekken. De ridder St. George was tusschen de oude slangen geplaatst, om het heidensch symbool door een christelijk te vervangen. Vroeger had de ridder het hoofd van een sperwer, dat wil zeggen van den god Horus gedragen, die om zijn vader te wreken den boozen Seth Typhon had verslagen, doch reeds een paar honderd jaren geleden was de heidensche krokodillendooder in den christelijken overwinnaar van den draak veranderd geworden.

      De Arabieren hadden na de verovering des lands de oude instellingen en rechten en zoo ook die van den Mukaukas gehandhaafd. Het gerechtshof, dat in zaken betreffende het huispersoneel werd saamgeroepen, bestond uit de hoogere privaatbeambten van het stadhouderlijk huis. Het ambt van opperrechter bekleedde de Mukaukas zelf en zijn volwassen zoon was zijn natuurlijke plaatsvervanger. Gedurende Orions afwezigheid had het hoofd van de rentmeesters, Nilus, een verstandig en bezadigd Egyptenaar, de plaats van zijn lijdenden meester vaak vervuld, maar heden was aan Orion opgedragen het voorzittersgestoelte in te nemen en het onderzoek te leiden.

      De zoon van den stadhouder haastte zich uit de eetzaal naar het slaapvertrek zijns vaders te gaan, en vroeg hem om zijn ring als teeken der volmacht, die hij op hem had overgedragen. De Mukaukas liet zich dezen gewillig van den vinger halen, en drukte den jongeling op het hart, dat zonder toegevendheid en gestreng moest worden gevonnisd. Hij was anders tot zachtheid geneigd, doch op een inbraak in zijn huis stond de dood, en in dit geval was het om der wille van den Arabischen koopman geraden geen vergiffenis te schenken. Orion, indachtig aan zijne overeenkomst met Paula, verzocht nu zijn vader hem de handen geheel vrij te laten. De oude muzelman was een rechtvaardig heer, die onder zekere omstandigheden ook een zacht vonnis zou billijken. Bovendien was de misdadiger eigenlijk geen huisgenoot, maar hij stond in dienst bij eene bloedverwante. De Mukaukas prees het verstandig inzicht van zijn zoon. Als hij zich maar wat beter gevoelde, zou hij gaarne de zitting willen bijwonen, ten einde hem voor de eerste maal een ernstigen plicht te zien vervullen, die zijne geboorte en zijn stand waardig was. Orion kuste zijn vader met warmte en weemoedige ontroering de hand, want ieder woord van waardeering uit den mond van dezen geliefden man deed hem innerlijk goed, doch hij beschouwde het als eene ramp, dat hij zijn rechtersloopbaan, waarvan hij den ernst en de heiligheid gevoelde, aldus – aldus beginnen moest.

      Zachtmoediger gestemd, in gedachten verzonken en overwegende hoe Hiram te redden en Paula’s naam liefst geheel buiten de zaak te houden zou zijn, begaf hij zich naar de gerechtszaal, en vond vóor den ingang de voedster Perpetua in een levendig gesprek met den rentmeester Nilus. De oude vrouw was radeloos. Door haar arbeid aan de weefgetouwen had zij tot zooeven niets van al het gebeurde vernomen, en zij bezwoer thans de onschuld van den ongelukkigen Hiram. De steen, dien hij verkocht had, was het eigendom geweest van hare meesteres, en daarvoor ontbrak het goddank niet aan bewijzen, want de kas van den smaragd lag goed bewaard in de kist van hare meesteres. Gelukkig was het nog mogelijk geweest haar even te spreken, maar dat men haar, de dochter van Thomas, als ieder burger- of slavenkind voor het gerecht wilde dagen, dat was ongehoord, dat was schandelijk!

      Opeens stoorde Orion barsch dit onderhoud; hij gelastte den ouden deurwachter haar onverwijld te brengen naar het magazijn naast het tablinum, waar de voor het gebruik des huizes bestemde geweven stoffen bewaard werden, en haar daar tot nader order goed te bewaken. De toon waarop hij dit bevel gaf was zoo meesterachtig, dat zelfs de voedster niet tegensprak; ook de rentmeester gehoorzaamde zwijgend zijn gebod, om zich weder bij de rechters te voegen. Nilus kwam verbaasd en angstig in de rechtzaal terug. Zóo had hij den zoon zijns meesters nog nooit gezien. Bij de mededeeling van de voedster waren hem de aderen op zijn jeugdig nog ongerimpeld voorhoofd sterk gezwollen, hadden zijne neusvleugels zich snel en krampachtig bewogen, was de welluidende klank uit zijne stem verdwenen en hadden zijne oogen dreigend gefonkeld.

      Nu was Orion alleen en hij knarste op de tanden van boosheid. Ondanks de gegeven belofte had Paula hem verraden, en hoe verachtelijk was de vrouwenlist, waarmede zij dit gedaan had. Voortreffelijk! Voor de rechters kon zij nu zwijgen, gerust zwijgen tot aan het einde der zitting; de voedster, haar spreekbuis, had aan Nilus, den ernstigsten en scherpzinnigsten man in het geheele college, de bewijzen toevertrouwd, die voor haar en tegen hem getuigden. Ongehoord, schandelijk! Een smadelijk, bij uitstek nijdig verraad! Maar nog had zij haar doel niet bereikt, nog had hij de handen vrij, om deze boozen aanval met een tegenstoot af te weren. Welke deze zijn moest, dat was hem reeds bij de mededeeling van de voedster duidelijk geworden, maar zijn geweten, zijne aangeboren neiging, de langdurige gewoonte om zich te houden binnen de perken van wat recht, goed en betamelijk is, dat alles verzette zich daartegen. Niet alleen had hijzelf nooit eene laaghartige gemeene daad begaan, maar het had zijne ergernis opgewekt, zoo vaak hij het had gezien van anderen; en het eenige wat hij ondernemen kon om Paula’s verraad onschadelijk te maken, het was – hij kon het niet loochenen – het was wel ongehoord en stout, maar niet minder verachtelijk en schandelijk. Doch hij wilde en mocht in dezen strijd niet onderliggen. De tijd drong, hij kon onmogelijk lang wikken en wegen, en plotseling ontwaakte in hem een kwaadaardige, woeste strijdlust, en gevoelde hij zich als in de dagen van de wedrennen in den circus, wanneer hij zijn vierspan aanzette om de anderen vooruit te komen. Vooruit dan, vooruit, al moest het voertuig in splinters slaan, al moesten de paarden er bij neervallen en de raderen van zijn wagen de strijdgenooten in het zand van de arena verbrijzelen!

      Met een paar haastige schreden bereikte hij het kamertje van den deurwachter, een wakker man, die sedert veertig jaren dit ambt bekleedde. Vroeger was hij smid geweest en thans gebruikte men hem om kleine herstellingen te doen aan het gewone huisraad. Orion was als kind een aardige knaap, die ieders hart wist te stelen, en dus ook de lieveling van dezen man geweest. Vaak had hij zich in diens kamertje opgehouden en hem de kunstgrepen van zijn handwerk afgezien. Met een bijzonderen aanleg voor werktuigkunde begaafd, had hij zich een leerzaam scholier van den oude betoond en het zoover gebracht, dat hij zijne ouders op hunne geboortedagen, die in Egypte bijzonder feestelijk gevierd en door het geven en ontvangen van geschenken opgeluisterd werden, met sierlijke kastjes en banden voor gebedenboeken kon verrassen, die hij met eigen hand gesneden en van sloten voorzien had. Hij kon alle instrumenten hanteeren en koos thans fluks de zoodanigen uit, die hij meende noodig te hebben. Op de vensterbank van het kamertje stond een bloemruiker, dien hij gisteren avond voor Paula bestelde, maar op dezen schrikkelijken dag vergeten had te halen. Met dezen in de hand en de instrumenten in de borstplooien van zijn gewaad snelde hij naar de trap.

      »Voorwaarts,


Скачать книгу