Suez. Unknown

Читать онлайн книгу.

Suez - Unknown


Скачать книгу
9. Sheik Ennedech (graf).

      • 10. Zoetwater kanaal afgeleid uit den Nijl (het vroegere land Gosen).

      • 11. Monding van het oude kanaal.

      • 12. Bittere meren, oude golf der Roode zee.

      • 13. Steengroeven van Djebel-Geneffe.

      • 14. Weg van Suez naar Kaïro.

      • 15. Eerste legerplaats van de Lesseps.

      • 16. Putten van Suez.

      • 17. Regenbakken.

      • 18. Bewaarplaatsen voor het Nijlwater.

      • 19. De bergen van Attakah.

      • 20. Suez.

      • 21. Reede van Suez en ingang in de Roode Zee.

      • 22. Het gebergte Tih, loopende zuid-oostwaarts naar Sinaï.

      “De zaal was met matjes belegd en zonder eenige andere meubels dan breede divans langs de wanden. Men bracht ons dadelijk chibouks met amberen mondstukken, waarvan vele met fraaie diamanten ringen omzet waren. De kop van de pijp wordt op een zilveren blad op den grond gelegd. De pijpen worden aangestoken gebracht en met eene sierlijke wending aan den Bladzijde 78mond gelegd, hetgeen met eene groote juistheid en handigheid geschiedt; daarbij wordt hete koffie zonder melk of suiker aangeboden in kleine fijn porceleinen kopjes, die in fraai gemonteerde bekertjes staan. Vervolgens wordt sorbet, een tweede pijp en een tweede kop koffie aangeboden, waarmede het bezoek dan meestal eindigt.”

      In plaats van het beroemde museum en de bibliotheek door Ptoloméus Soter gesticht, vindt men hier “a little circulating library” (leesbibliotheek), in welke men meest al de werken van Alexandre Dumas, Paul de Koek, Eugène Sue en andere schrijvers vindt, welke boeken door Europeaan en inboorling gretig verslonden worden. Hier is het spreekwoord dus wel van toepassing: andere tijden andere zeden. In gemeld museum van Ptoloméus werd een exemplaar gedeponeerd van elk bekend werk: daar bevond zich, naar men zegt, ook een handschrift van de echte grieksche vertaling van het Oude Testament, welke bekend staat onder den naam van de Septuaginta, die der Zeventigen. Sommigen verhalen dat er gedurende de belegering der stad door Julius Cesar 400,000 deelen van de bibliotheek zijn verloren gegaan, hoewel dit door andere historieschrijvers wordt bestreden.

      Het wordt echter tijd dat wij onze reis voortzetten, waartoe wij nu gebruik maken van den spoorweg, die van Alexandrië naar Kaïro loopt. De trein vertrekt tweemaal daags naar laatstgenoemde plaats: des morgens te acht uur en des avonds te vijf. Met het gewone fluiten der lokomotief verlaat de trein het station en spoort langs de boorden van het meer Mareotis. Dit meer was vroeger, onder de heerschappij der Romeinen, bevaarbaar, en ontving zijn toevoer van water uit de rivier den Nijl. Zijne oevers waren bevolkt met welgestelde landlieden, die inzonderheid den wijnbouw beoefenden. Heden ten dage is Mareotis niets meer dan een moeras, verlaten van menschen en bedekt met een korst van zoutachtig schuim. De weg is in den beginne zeer eentonig: slechts hier en daar afgebroken door een dorp te midden van palmboschjes. Karavanen, aangevoerd door Egyptenaars in hunne bevallige kleeding, trekken den smallen weg langs van het spoor. Het eerste station is Kefr-Ayat, waar twintig minuten wordt stilgehouden. Van hier uit wordt de weg bekoorlijk. Onophoudelijk snelt men oasen en dorpen met schitterend witte huizen voorbij. Overal palmen, velden met suikkerriet, arbeiders, ruiters en kameeldrijvers met hunne lastdieren. Hoe jammer dat de menschen hier zoo traag zijn om te arbeiden, want de grond is bij uitstek vruchtbaar. Reeds te Kefr-Ayat wordt men lastig gevallen door eene menigte van bedelaars, die hunne nooit gewasschen handen naar u uitstrekken en u om bakshish (fooi) vragen, en zelfs zoo driest zijn, dat zij den trein naloopen, al is deze ook in beweging. Zij klimmen op de wagens, steken hunne ontbloote armen door de opening waarin de lamp hangt, ontvangen eene kleinigheid, en springen dan met de behendigheid eener kat weder op den weg. Na eene reis van zes uren, ziet men Kaïro voor zich liggen, terwijl de schaduw der drie groote pyramiden zich in reusachtige vormen over het zand der woestijn uitbreidt.

      Kaïro mag inderdaad stad der Duizend en een Nacht worden genoemd. Zij is de hoofdstad van Egypte, en het verblijf van den onderkoning. De stad is ongeveer anderhalf uur gaans lang, een uur gaans breed, en telt meer dan 350,000 inwoners Men kan zich geen denkbeeld maken van de drukte en de beweging die hier heerscht, vooral door den spoorweg en het kanaal van Suez. Duizende menschen gaan u in de meest verschillende kleeding voorbij. Muziek, zoowel egyptische als europeesche, klinkt u van alle kanten tegen. Ruim driehonderd moskeeën staan op hare pleinen, en meer dan twintigduizend ezels worden door hunne drijvers door de stad geleid. Ook zagen wij bepakte struisvogels, die als lastdieren door de nauwe straten renden. Kaïro heeft drie voorsteden, Oud-Kaïro, Boelak en Shoebra. In de beide eerstgemelden, die op zich zelve reeds groote steden kunnen genoemd worden, bevinden zich de fabrieken van den onderkoning.

      De huizen van Kaïro zijn zeer schilderachtig, vooral door de moucharabiés, eene soort van balkons, voorzien van traliewerk, die de meeste woningen versieren. De moskeeën en winkels zijn in den zuiver arabischen stijl gebouwd. Op eene hoogte, in Oud-Kaïro, staat eene kerk, die voor de oudste Christenkerk in Egypte gehouden en waarin door armenische geestelijken de dienst verricht wordt. “Wij bezochten haar,” verhaalt een reiziger, “juist toen een priester bezig was luide zijne gebeden op te zeggen. Hij verhinderde ons niet in het bezichtigen der kerk, en wees ons zelfs, tusschen het bidden door, dat wij ook naar boven in de kerk moesten gaan om haar te bezichtigen. Al biddende, nam hij gaarne eenige geldstukken aan.—Niet ver vandaar bevindt zich een grot, die door de overlevering als de plaats wordt aangewezen, waar Jozef en Maria op hunne vlucht naar Egypte met het Kindeke Jezus hebben gewoond. Hoewel wij er volstrekt geen geloof aan sloegen, hebben wij die grot echter bezichtigd. De eigenlijke (zoogenaamde) woning van Jozef en Maria ligt onder den grond, en is slechts eene duistere spelonk, waar ten minste thans niemand meer zou willen wonen. Boven die spelonk is eene kapel gebouwd, die door koptische priesters bediend wordt. Toen wij de kapel verlieten, werden wij door een zwerm bedelaars omringd, welke van ons bakshish begeerden, en zeker om ons te believen onophoudelijk Sancta Maria! schreeuwden.

      “Een goed uur gaans van Kaïro, te Matarich, vindt men de ruïnen van Heliopolis (Zonnestad). Men houdt deze plaats voor het oude On, eene der hoofdsteden van Egypte, waar Jozef met Asnath, de dochter van Potifera, overste dier stad, huwde,

      “Wij maakten ook eenige wandelingen in den omtrek, onder anderen naar het eiland Rhoda, dat tusschen Oud-Kaïro en Giseh, dicht bij den linkeroever van den Nijl, ligt. De overlevering zegt, dat op deze plaats de egyptische prinses Mozes in zijn biezen mandje gevonden heeft. Op dit eiland, vol tuinen en lusthuizen, bevindt zich de merkwaardige Nilometer, waar men de hoogte van het water der egyptische rivier meten kan. Deze Nilometer bestaat uit eene achtzijdige zuil, die loodrecht ter hoogte van vijftig voet boven eenen met den Nijl in gemeenschap staanden gemetselden bak is Bladzijde 79opgericht, en waarop het peil staat ingebeiteld. Het water komt thans 8¼ voet hooger dan in vroegere tijden.

      “Toen wij het uitstapje naar Giseh maakten, moesten wij den Nijl over. Maar gij kunt u geen denkbeeld maken van de heerlijke natuur, die hier heerscht. Hoewel wij in December zijn, groeien langs de oevers allerlei heerlijke planten en meest alle groenten, welke wij in den zomer eten. De boomen, en vooral de schoone kassie (cassia fistulosa) hangen vol bloemen en kransen. Het vlas bedekt met zijn zacht en liefelijk groen geheele velden, en de tarwe is zoo hoog als bij ons in Mei. Akkers vol erwten en boonen, en langs de oevers het suikerriet, ademen ons de liefelijkste geuren te gemoet. In de maand Maart zijn de velden wit om te oogsten, maar in het begin van April begint men eerst met het inzamelen der vruchten. Later wordt het zeer heet en het klimaat ongezond. Daarom is het dan ook voor een Europeaan niet goed in den zomertijd naar Egypte te reizen, wijl de drukkende hitte en de gloeiende winden niet alleen koortsen, maar zelfs de pest doen ontstaan, die voor eenige jaren in Kaïro ruim 80,000 menschen ten grave sleepte.

      “Te Giseh vindt men de piramiden van Cheops, Chephren en Mykerina. De piramide van Cheops, die ongeveer 460 rijnlandsche voeten hoog is, vergunt u een blik te slaan over het geheele Nijldal tot ver in Opper-Egypte. Westwaarts ziet men de kale bergen van de lybische woestijn met hare roode zandvlakte. Oostwaarts heeft men het arabische gebergte, en aan den voet Kaïro, met zijne torens en minarets. Langs den Nijl liggen eene menigte dorpen, en duidelijk zagen wij de puinhoopen der oude koningsstad Memphis. De menschen, welke beneden ons waren, geleken


Скачать книгу