Eens gejaagd. Блейк Пирс
Читать онлайн книгу.rel="nofollow" href="#litres_trial_promo">HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG
PROLOOG
Special Agent Riley Paige scheurde met oorverdovend lawaai door de stille donkere straten van Fredericksburg. Haar dochter van vijftien werd vermist, maar Riley was eerder woedend dan angstig. Ze had wel een idee van waar April was: bij haar nieuwe vriendje, de zeventienjarige schoolverlater Joel Lambert. Riley had haar best gedaan om de relatie tussen de twee te beëindigen, maar ze was er niet in geslaagd.
Vanavond komt daar verandering in, dacht ze vastberaden.
Ze parkeerde voor Joels woning, een vervallen klein huisje in een slechte buurt. Ze was hier al eens eerder geweest en had van Joel geëist dat hij bij haar dochter wegbleef. Hij had hier overduidelijk maling aan gehad.
Er stond geen enkele lamp in het huis aan. Misschien was er wel niemand binnen. Of misschien stond Riley op het punt om meer te ontdekken dan ze aankon. Het kon haar niet schelen. Ze sloeg op de deur.
“Joel Lambert! Doe open!” riep ze.
Het was eventjes stil. Riley ramde weer op de deur. Deze keer hoorde ze gemompeld gevloek vanuit binnen komen. De lamp op de veranda ging aan. Met de ketting er nog op, ging de deur een paar centimeter open. In het licht van de veranda kon Riley een onbekend gezicht onderscheiden. Het was een man van een jaar of negentien, twintig. Hij had een baard en zag eruit alsof hij zwaar aan de drugs zat.
“Wat wil je?” vroeg de man suffig.
“Ik ben hier voor mijn dochter,” zei Riley.
De man keek beduusd.
“Je bent bij het verkeerde huis, mevrouw,” zei hij.
Hij probeerde de deur dicht te doen, maar Riley schopte er zo hard tegen dat het veiligheidskettinkje brak en de deur openvloog.
“Hé!” riep de man.
Riley stormde naar binnen. Het huis zag er hetzelfde uit als vorige keer dat ze hier was: een vreselijke rotzooi met een lucht vol verdachte geuren. De jonge man was lang en pezig. Riley zag een gelijkenis tussen hem en Joel. Maar hij was niet oud genoeg om Joels vader te zijn.
“Wie ben jij?” vroeg ze.
“Ik ben Guy Lambert,” antwoordde hij.
“Joels broer?” gokte Riley.
“Ja. Wie ben jij in godsnaam?”
Riley pakte haar penning.
“Special Agent Riley Paige, FBI,” zei ze.
De mans ogen werden groot van paniek.
“FBI? Hé, er moet hier een misverstand of zo zijn.”
“Zijn je ouders hier?” zei Riley.
Guy Lambert haalde zijn schouders op.
“Ouders? Welke ouders? Joel en ik wonen hier alleen.”
Riley was totaal niet verbaasd. Vorige keer dat ze hier was, had ze al het vermoeden gehad dat Joels ouders niet in beeld waren. Ze had geen idee wat er met hen gebeurd zou kunnen zijn.
“Waar is mijn dochter?” zei Riley.
“Mevrouw, ik ken je dochter niet eens.”
Riley deed een stap richting de dichtstbijzijnde deuropening. Guy Lambert probeerde haar weg te versperren.
“Hé, moet je geen huiszoekingsbevel hebben?” vroeg hij.
Riley duwde hem opzij. “Ik maak hier nu de regels,” snauwde ze. Riley ging door de deur en kwam in een chaotische slaapkamer. Er was niemand. Ze ging nog een deur door, een smerige badkamer in, en toen nog een deur die uitkwam op een tweede slaapkamer. Nog steeds niemand.
Ze hoorde een stem roepen vanuit de woonkamer.
“Blijf staan waar je bent!”
Ze haastte zich terug naar de woonkamer.
Ze zag nu dat haar partner, Agent Bill Jeffreys, in de opening van de voordeur stond. Ze had hem gebeld voor hulp voordat ze thuis vertrokken was. Guy Lambert lag ingezakt op de bank en zag er moedeloos uit.
“Deze jongeman leek te vertrekken,” zei Bill. “Ik maakte alleen even duidelijk dat hij hier op je moest wachten.”
“Waar zijn ze?” vroeg Riley dwingend aan Lambert. “Waar zijn je broer en mijn dochter?”
“Ik heb geen idee.”
Riley greep hem bij zijn T-shirt en trok hem op zijn voeten.
“Waar zijn je broer en mijn dochter?” herhaalde ze.
Toen hij zei “Ik weet het niet,” smeet ze hem tegen de muur. Ze hoorde Bill afkeurend zuchten. Hij maakte zich ongetwijfeld zorgen dat Riley de controle zou verliezen. Het kon haar niet schelen.
Guy Lambert, die nu volledig in paniek was, spuwde een antwoord uit.
“Ze zijn verderop in de straat. Dertien vierendertig.”
Riley liet hem los. Zonder nog een woord te zeggen, stormde ze de voordeur uit. Bill volgde haar.
Riley had haar zaklamp in haar hand en keek naar de huisnummers. “Het is deze kant op,” zei ze.
“We moeten bellen voor hulp,” zei Bill.
“We hebben geen versterking nodig,” zei Riley terwijl ze over de stoep rende.
“Dat is niet waar ik me zorgen om maak.” Bill volgde haar.
Binnen enkele momenten stond Riley in de tuin van een huis met twee verdiepingen. Het was een kapot, duidelijk afgeschreven huis met lege huizen aan weerszijden; een typische “drugswoning” voor heroïnegebruikers. Het deed haar denken aan het huis waar de sadistische psychopaat Peterson haar gevangengehouden had. Hij had haar in een kooi gehouden en haar gemarteld met een gasbrander totdat ze was ontsnapt en het huis had opgeblazen met zijn eigen voorraad propaangas.
Even stond ze aarzelend stil, opgeschrikt door de herinnering. Maar toen herinnerde ze zichzelf eraan:
April is daarbinnen.
“Bereid je voor,” zei ze tegen Bill.
Bill pakte zijn eigen zaklamp en zijn pistool, en ze liepen samen richting het huis.
Toen Riley bij de veranda aankwam, zag ze dat de ramen dichtgetimmerd waren. Ze was deze keer niet van plan om aan te kloppen. Ze wilde Joel of wie er ook binnen was niet waarschuwen voor haar komst.
Ze probeerde de deurklink. Deze bewoog. Maar de deur zat op slot met een schuifslot. Ze trok haar wapen en vuurde op het schuifslot, dat kapot knalde. Ze greep weer de deurklink, en deze keer ging de deur open.
Zelfs na de duisternis van buiten, moesten haar ogen wennen toen zij en Bill de woonkamer binnenstapten. Het enige licht kwam van de kaarsen die hier en daar stonden. Ze verlichtten een akelig decor van troep en puin, waaronder lege zakjes heroïne, injectienaalden en andere drugsattributen. Er waren zo’n zeven mensen te zien, waarvan twee of drie langzaamaan opstonden na het lawaai dat Riley gemaakt had. De rest bleef op de vloer of gekruld in stoelen liggen, verdoofd van de drugs. Ze zagen er allemaal verwelkt en ziek uit, en hun kleding was vies en aan flarden.
Riley stopte haar wapen weg. Ze had het duidelijk niet nodig – nog niet.