Wachten. Блейк Пирс
Читать онлайн книгу.zat er in die naald?
Wat het ook was, het begon steeds meer vat op haar te krijgen. Ze kon niet ontsnappen aan wat er in haar eigen lichaam gebeurde.
Terwijl hij haar gezicht met het mespunt bleef strelen, murmelde hij…
“Ze gaan je achterlaten.”
Ze kon nog net kreunen…
“Wie? Wie gaan me achterlaten?”
“Je weet wel,” zei hij.
Janet besefte dat ze de macht over haar gedachten kwijt begon te raken. Gedachteloze zenuwen en paniek, onzinnige gevoelens van achtervolging en slachtofferrol.
Over wie heeft hij het?
Beelden van vrienden en familieleden en collega’s gingen door haar hoofd.
Maar de vertrouwde, vriendelijke glimlach op hun gezichten veranderde in sneren van minachting en haat.
Iedereen, dacht ze.
Iedereen doet me dit aan.
Iedere persoon die ik ken.
Weer voelde ze een vlaag van woede.
Ik had moeten weten dat ik niemand moest vertrouwen.
Erger nog, het was alsof haar huid letterlijk aan het bewegen was.
Nee, alsof er iets over haar huid kroop.
Insecten! dacht ze.
Wel duizenden!
Ze worstelde met haar boeien.
“Sla ze van me af!” smeekte ze de man. “Sla ze dood!”
De man grinnikte terwijl hij haar bleef aanstaren, door zijn groteske make-up.
Hij bood geen hulp aan.
Hij weet iets, dacht Janet.
Hij weet iets dat ik niet weet.
Toen, terwijl het gekruip gestaag doorging, begreep ze het…
De insecten…
Ze kruipen niet over mijn huid.
Ze kruipen eronder!
Ze begon steeds sneller te ademen, en haar longen brandden alsof ze een lange afstand gerend had. Haar hart bonsde nog pijnlijker.
Haar hart ontplofte met een hele reeks van gewelddadige emoties – razernij, angst, walging, paniek, een totale perplexiteit.
Had de man duizenden, misschien zelfs miljoenen, insecten in haar bloedbaan gespoten?
Hoe was dat nu mogelijk?
Met een stem die trilde van woede en zelfmedelijden, vroeg ze…
“Waarom heb je zo’n hekel aan me?”
Ditmaal grinnikte de man luider.
Hij sprak: “Iedereen heeft een hekel aan jou.”
Nu begon Janet moeilijk te zien. Het was niet dat haar zicht troebel werd. In plaats daarvan begon het tafereel voor haar te horten en te stoten en te springen. Ze dacht dat ze haar oogballen in hun kassen kon horen ratelen.
Dus toen haar oog op een tweede clowngezicht viel, dacht ze dat ze dubbel zag.
Maar al gauw besefte ze…
Dit is een nieuw gezicht.
Het was geschminkt in dezelfde kleuren, maar de vormen verschilden wat.
Dat is hem niet.
De trekken onder de schmink waren bekend.
Toen wist ze het…
Ik. Dat ben ik.
De man hield haar een spiegel voor het gezicht. Het afgrijselijke, opzichtige gezicht dat terugkeek was dat van haar.
De aanblik van dat vervormde, jankende, en tegelijkertijd spottende gelaat vervulde haar met een afkeer die ze niet eerder gekend had.
Hij heeft gelijk, dacht ze.
Iedereen haat me.
En ik ben zelf mijn grootste vijand.
Alsof ze haar walging deelden, renden de beestjes onder haar huid in de wilde weg rond als kakkerlakken die plotseling aan het zonlicht blootgesteld werden maar nergens heen konden vluchten.
De man legde de spiegel neer en begon haar gezicht weer met het mespunt te strelen.
Wederom zei hij…
“Ze gaan je achterlaten.”
Terwijl het mes zich over haar keel bewoog, bedacht ze…
Als hij in me snijdt kunnen de insecten ontsnappen.
Natuurlijk zou het mes haar ook doden. Maar dat leek een goede ruil voor bevrijd te zijn van de insecten en deze vreselijke angst.
Ze siste…
“Doe het dan. Doe het nu.”
Plotseling was de lucht gevuld met lelijk en vervormd gelach, alsof duizenden clowns zich luidruchtig verkneukelden over haar leed.
Het gelach dreef haar hart harder en sneller te bonzen. Janet wist dat haar hart dit met geen mogelijkheid langer aan zou kunnen.
En dat wilde ze niet.
Ze wilde dat het zo gauw mogelijk zou stoppen.
Ze merkte dat ze hartslagen aan het tellen was…
Een, twee…drie, vier, vijf…zes…
Maar de hartslagen werden zowel sneller als onregelmatiger.
Ze vroeg zich af – wat zou er eerder ontploffen, haar hart of haar hersenen?
Toen hoorde ze eindelijk haar allerlaatste hartslag, en de wereld verdween.
HOOFDSTUK EEN
Riley begon te lachen toen Ryan de doos met boeken uit haar handen greep.
Ze zei, “Laat me op z’n minst iets dragen, OK?”
“Het is te zwaar,” zei Ryan. Hij bracht de doos naar de lege boekenkast. “Dat moet je niet tillen.”
“Kom nou, Ryan. Ik ben zwanger, niet ziek.”
Ryan zette de doos neer voor de boekenkast en veegde zijn handen af.
“Jij mag de boeken uit de doos halen en in de kast doen,” zei hij.
Riley moest weer lachen.
Ze zei, “Wil je me zeggen dat je me toestemming geeft om te helpen met het verhuizen naar ons appartement?”
Nu zag Ryan er gegeneerd uit.
“Zo bedoelde ik het niet,” zei hij. “Ik bedoel alleen – nou ja, ik maak me druk.”
“En ik blijf je vertellen dat er niks is om je zorgen over te maken,” zei Riley. “Ik ben net zes weken zwanger, en ik voel me prima.”
Ze wilde niet over haar sporadische ochtendmisselijkheid beginnen. Tot dusverre was het niet heel zwaar geweest.
Ryan schudde zijn hoofd. “Doe gewoon een beetje rustig aan, OK?”
“Doe ik,” zei Riley, “Ik beloof het.”
Ryan knikte en liep terug naar de stapel dozen die nog uitgepakt moesten worden.
Riley wurmde een van de kartonnen dozen voor haar open en begon boeken op de planken te regelen. Ze vond het eigenlijk wel prettig om stil te zitten, en simpele klusjes te doen. Ze besefte dat haar hoofd meer rust kon gebruiken dan haar lichaam.
De laatste paar dagen hadden in een stroomversnelling gezeten.
De laatste paar weken eigenlijk ook.
Haar