Transmissie . Морган Райс
Читать онлайн книгу.lange tijd niets. Toen ze uiteindelijk sprak, klonk haar stem fragiel en onzeker, op de manier dat ze had geklonken sinds de diagnose, een toon die inmiddels al veel te bekend was.
“Misschien… Misschien is het tijd dat je met die psycholoog gaat praten.”
HOOFDSTUK DRIE
Dr. Linda Yalestroms kantoor zag er veel minder klinisch uit dan de kantoren van alle andere dokters die Kevin de laatste tijd had bezocht. Het was ten eerste haar huis, in Berkeley, met de universiteit zo dichtbij dat die een bewijs leek van haar kwalificaties, net zoals de certificaten die netjes ingelijst aan de muur hingen.
De rest zag eruit als het soort thuiskantoor dat Kevin had verwacht, net als op tv, met zachte meubels die hier zichtbaar heen waren gebracht na een verhuizing, een bureau waar rommel uit de rest van het huis op terecht was gekomen, en een paar kamerplanten die hun tijd af leken te wachten, klaar om de boel over te nemen.
Kevin mocht Dr. Yalestrom wel. Ze was een korte, donkerharige vrouw van een jaar of vijftig, wiens kleren felle patronen hadden en in niets leken op ziekenhuiskleding. Kevin had het vermoeden dat dat een bewuste keuze was, als ze veel werkte met mensen die al het ergst mogelijke nieuws van dokters hadden ontvangen.
“Kom zitten, Kevin,” zei ze met een glimlach. Ze gebaarde naar een brede rode bank die versleten was door alle mensen die er door de jaren heen op hadden gezeten. “Ms. McKenzie, waarom geeft u ons niet even? Ik wil dat Kevin het gevoel heeft dat hij alles kan zeggen dat hij moet zeggen. Mijn assistent zal koffie voor u halen.”
Zijn moeder knikte. “Ik ben vlakbij.”
Kevin ging op de bank zitten, die net zo comfortabel bleek te zijn als hij eruitzag. Hij keek de kamer rond, naar foto’s van vistochtjes en vakanties. Het duurde even tot er iets belangrijks tot hem doordrong.
“U staat niet op de foto’s die hier hangen,” zei hij.
Dr. Yalestrom glimlachte. “De meeste van mijn cliënten merken dat niet op. De realiteit is, dit zijn veel plekken waar ik altijd al heen heb willen gaan, of plekken waarvan ik gehoord heb dat ze interessant zijn. Ik hang ze op omdat jonge mannen zoals jij vaak voor zich uit zitten te staren en alles doen behalve met me praten. En ik denk dat je dan tenminste iets moet hebben om naar te kijken.”
Het leek een beetje valsspelen, vond Kevin.
“Als u veel werkt met mensen die stervende zijn,” zei hij, “waarom heeft u dan foto’s van plekken waar u altijd al heen wilde gaan? Waarom zou u het uitstellen, als u heeft gezien…”
“Als ik heb gezien hoe snel het voorbij kan zijn?” vroeg Dr. Yalestrom voorzichtig.
Kevin knikte.
“Misschien vanwege het fantastisch menselijk vermogen om dat te weten, en toch deze dingen uit te stellen. Of misschien heb ik een aantal van deze plekken al bezocht, en is de reden dat ik niet op de foto’s sta gewoon dat ik vind dat het al genoeg is dat ik de hele tijd mensen aan zit te staren.”
Kevin wist niet zeker of dat goede redenen waren of niet. Het leek om de een of andere reden niet te volstaan.
“Waar zou jij heen gaan, Kevin?” vroeg Dr. Yalestrom. “Waar zou jij heen gaan als je overal heen kon?”
“Ik weet het niet,” antwoordde hij.
“Nou, denk er maar over na. Je hoeft het me niet meteen te laten weten.”
Kevin schudde zijn hoofd. Het was vreemd om op deze manier met een volwassene te praten. Over het algemeen kwamen conversaties op je dertiende neer op vragen of instructies. Met de uitzondering van zijn moeder, die toch het grootste gedeelte van de tijd aan het werk was, waren volwassenen niet echt geïnteresseerd in wat iemand van zijn leeftijd te zeggen had.
“Ik weet het niet,” herhaalde hij. “Ik bedoel, ik heb nooit gedacht dat ik de kans zou krijgen om ergens heen te gaan.” Hij probeerde plekken te bedenken waar hij graag heen zou willen gaan, maar dat was lastig, vooral nu hij nog maar een paar maanden te leven had. “Ik heb het gevoel dat, aan welke plek ik ook denk, wat heeft het voor zin? Ik ben binnenkort toch dood.”
“Wat denk jij dat het voor zin heeft?” vroeg Dr. Yalestrom.
Kevin deed zijn best om een reden te bedenken. “Ik denk… omdat binnenkort niet hetzelfde is als nu?”
De psychologe knikte. “Ik denk dat dat een goede manier is om het te zien. Dus, is er iets dat jij binnenkort zou willen doen, Kevin?”
Kevin dacht na. “Ik denk… ik denk dat ik Luna moet vertellen wat er aan de hand is.”
“En wie is Luna?”
“Ze is mijn vriendin,” zei Kevin. “We gaan niet meer naar dezelfde school, dus ze heeft me niet zien flauwvallen ofzo, en ik heb haar al een paar dagen niet meer gebeld, maar…”
“Maar je moet het haar vertellen,” zei Dr. Yalestrom. “Het is niet gezond om je vrienden weg te duwen wanneer het slecht gaat, Kevin. Zelfs niet om ze te beschermen.”
Kevin slikte een ontkenning in, want dat was wat hij deed. Hij wilde Luna hier niet mee lastig vallen, wilde haar geen pijn doen met het nieuws over wat er ging gebeuren. Het was deel van de reden dat hij haar al zo lang niet gebeld had.
“Wat nog meer?” zei Dr. Yalestrom. “Laten we weer eens plekken proberen. Als je overal heen kon gaan, waar zou je geen gaan?”
Kevin probeerde te kiezen uit alle foto’s in de kamer, maar de waarheid was dat er slechts een landschap was dat steeds in hem opkwam, met kleuren die geen gewone camera kon vastleggen.
“Het zou stom klinken,” zei hij.
“Er is niets mis met stom klinken,” verzekerde Dr. Yalestrom hem. “Ik zal je een geheimpje vertellen. Mensen denken vaak dat iedereen speciaal is behalve zij. Ze denken dat andere mensen slimmer, of moediger, of beter zijn, omdat ze alleen de delen van henzelf kunnen zien die dat niet zijn. Ze maken zich zorgen dat anderen altijd het juiste zeggen, en dat zij stom klinken. Maar dat is helemaal niet waar.”
Toch zweeg Kevin even, terwijl hij de bekleding van de bank nauwkeurig observeerde. “Ik… ik zie plekken. Een plek. Dat is ook de reden dat ik hier moest komen.”
Dr. Yalestrom glimlachte. “Je bent hier omdat een aandoening als de jouwe veel vreemde bijwerkingen kan hebben, Kevin. Ik ben er om je te helpen daarmee om te gaan, om te voorkomen dat ze je leven gaan overheersen. Zou je me iets meer willen vertellen over de dingen die je ziet?”
Weer staarde Kevin naar de bank. Hij nam de topografie van het meubelstuk in zich op, plukken aan een klein draadje dat uitstak. Dr. Yalestrom zweeg; het was het soort stilte dat voelde alsof het de woorden uit hem trok, alsof het ze een ruimte gaf om in te vallen.
“Ik zie een plek waar niets echt hetzelfde is als hier. De kleuren kloppen niet, de dieren en de planten zijn anders,” zei Kevin. “Ik zie dat het verwoest is… tenminste, dat denk ik. Er is vuur en hitte, een felle flits. Er zijn cijfers. En er is iets dat voelt als een aftelling.”
“Waarom voelt het als een aftelling?” vroeg Dr. Yalestrom.
Kevin haalde zijn schouders op. “Ik weet het niet. Omdat de pulsen elkaar sneller opvolgen, denk ik?”
De psychologe knikte en liep toen naar haar bureau. Ze kwam terug met papier en potloden.
“Hoe goed ben je in kunst?” vroeg ze. “Nee, geef maar geen antwoord. Het maakt niet uit of dit een mooi kunstwerk wordt of niet. Ik wil alleen dat je tekent wat je ziet, zodat ik een beeld krijg van hoe het eruit ziet. Denk er niet te veel over na, gewoon tekenen. Wil je dat voor me doen, Kevin?”
Kevin haalde zijn schouders op. “Ik zal het proberen.”
Hij pakte de potloden en het papier aan en probeerde zich het landschap dat hij had gezien te herinneren, probeerde zich alle details voor de geest te halen. Het was lastig, want ondanks het feit dat de cijfers in zijn hoofd waren blijven