Agent Nul. Джек Марс
Читать онлайн книгу.in een gesteven wit hemd. Een vrouw met lang blond haar en grijze, stalen ogen.
“En wat er met de sjeik is gebeurd.”
Op een of andere manier was Reid zich er plotseling bewust van dat de betreffende sjeik aangehouden was, en getransporteerd naar een geheime locatie in Marokko. Het was geen visioen. Hij wist het gewoon.
We zeggen niets. Nooit.
Een koude rilling ging over Reids ruggengraat terwijl uit alle macht probeerde om enigszins bij zinnen te blijven.
“Vertel het,” drong de ondervrager aan.
“Ik weet het niet.” De woorden voelden vreemd aan, rollend over zijn opgezwollen tong. In paniek keek hij op en zag de andere man terug grijnzen
Hij had de eis in een vreemde taal begrepen…en hem beantwoord in perfect Arabisch.
De ondervrager duwde de punt van de scalpel in Reids been. Hij gilde toen het mes door de spieren van zijn dij kliefde. Instinctief probeerde hij zijn been weg te draaien, maar zijn enkels waren vastgebonden aan de stoelpoten.
Hij klemde zijn tanden stevig opeen. Zijn kaak protesteerde pijnlijk. De verwonding in zijn been brandde verschrikkelijk.
De ondervrager grijnsde en hield zijn hoofd enigszins schuin. “Ik geef toe, je bent harder dan de meesten, Nul,” zei hij in het Engels. “Spijtig voor je dat ik een professional ben.” Hij reikte naar onderen en trok langzaam een van Reids inmiddels vieze sokken af. “Ik krijg niet vaak de kans om deze tactiek toe te passen.” Hij kwam overeind en staarde Reid recht in de ogen. “Dit is wat er nu gaat gebeuren: ik ga kleine stukjes van je afsnijden, en je elk stukje laten zien. We beginnen met je tenen. Dan de vingers. Daarna…zien we wel waar we op dat moment zijn.” De ondervrager knielde en duwde het mes tegen de kleine teen van zijn rechtervoet.
“Wacht,” smeekte Reid. “Wacht alstublieft toch,”
De andere twee mannen in de kamer kwamen aan een kant staan en keken geïnteresseerd toe.
Wanhopig bevoelde Reid de touwen die zijn polsen gekneveld hielden. Het was een lusknoop met twee lussen ertegenover, die met halve steken waren vastgezet.
Een intense rilling liep van zijn onderrug naar zijn schouders. Hij wist het. Op een of andere manier wist hij het gewoon. Hij had een intens gevoel van déjà vu, alsof hij al eerder in deze situatie geweest was – of liever gezegd, de gestoorde visioenen die op een of andere wijze in zijn hoofd waren geïmplanteerd gaven hem die gedachte in.
Belangrijker nog, hij wist wat hij moest doen.
“Ik zal het u vertellen!” hijgde Reid. “Ik zal u vertellen wat u wilt weten/”
De ondervrager keek op. “Ja? Mooi. Maar allereerst ga ik toch deze teen verwijderen. Ik zou het niet fijn vinden als je denkt dat ik zat te bluffen.”
Achter de stoel greep Reid zijn linkerduim in de tegenovergestelde hand. Hij hield zijn adem in en rukte hard. Hij voelde de klik toen zijn duim uit de kom schoot. Hij wachtte op de scherpe, intense pijn, maar die bleek weinig meer te zijn dan een botte, kloppende pijn.
De ondervrager sneed door de huid van zijn teen en hij slaakte een gil. Met zijn duim in tegenovergestelde richting van hoe die eigenlijk zou moeten zijn, slipte hij zijn hand uit de touwen. Doordat een van de lussen nu open was, verdween ook de weerstand van de andere. Zijn handen waren los. Alleen had hij geen idee wat hij er nu mee moest doen.
De ondervrager keek op en fronste verward. “Wat…?”
Voor hij een ander woord kon uitbrengen, schoot Reids hand uit en greep het eerste werktuig waar hij over sloot – een precisiemes met een zwart heft. Toen de ondervrager overeind probeerde te komen, trok Reid zijn hand terug. Het mes gleed over de halsslagader van de man.
Zijn beide handen vlogen naar zijn keel. Bloed sijpelde tussen zijn vingers terwijl de ondervrager met grote ogen op de grond zakte.
De kolossale woesteling brulde razend terwijl hij naar voren sprong. Hij sloot beide vlezige handen om Reids keel en begon te knijpen. Reid probeerde na te denken, maar de angst had hem in zijn greep.
Voor hij het wist had hij het precisiemes weer opgeheven, en stak het in de binnenkant van de pols van de woesteling. Hij draaide zijn schouders tijdens het duwen, en opende een jaap ter lengte van de onderarm van de man. De woesteling gilde en viel neer, zijn zware verwonding omklemmend.
De lange, slanke man keek met ongeloof toe. Net zoals eerder, op de stoep van Reids woning, leek hij te aarzelen om hem te banderen. In plaats daarvan greep hij naar het plastic dienblad en een wapen. Hij greep een gekromd mes en stak recht op Reids borst af.
Reid gooide zijn volle gewicht naar achteren, waarbij hij de stoel omgooide en het mes ternauwernood ontweek. Tegelijkertijd dwong hij zijn benen zo hard als hij kon naar buiten. Toen de stoel het beton raakte, braken de poten van de stoel. Reid stond op en struikelde bijna. Zijn benen waren week.
De lange man riep in het Arabisch om hulp, en sneed toen in de lucht op willekeurige plekken, heen en weer in brede halen om Reid van hem af te houden. Reid hield afstand, en keek naar het hypnotisch zwaaien van het zilverkleurig mes. De man haalde uit naar rechts, en Reid sprong naar voren. Hij beknelde de arm – en het mes – tussen hun lichamen. Zijn stuwkracht dreef en voorwaarts, en toen de Iraniër omviel wrong Reid zich in een bocht en sneed feilloos door de slagader aan de achterkant van zijn dij. Hij zette een voet neer en draaide het mes de andere kant op, waarbij hij de halsslagader doorkliefde.
Hoe hij het wist wist hij niet, maar hij wist dat de man ongeveer zevenenveertig seconden te leven had.
Voetstappen denderden op een trap vlakbij. Met bevende vingers vloog Reid door een deuropening en drukte zich plat tegen een kant. Het eerste door de deur was een pistool – hij identificeerde dit meteen als een Beretta 92 FS – gevolgd door een arm, en daarna een romp. Reid draaide zich met een ruk om, greep het pistool met de binnenkant van zijn elleboog, en stak het precisiemes zijwaarts tussen twee ribben. Het mes raakte het hart van de man. Een schreeuw verstomde op zijn lippen terwijl hij op de vloer gleed.
Toen was er alleen stilte.
Reid strompelde achterwaarts. Hij ademde met korte stoten.
“O god, ademde hij. “O god.”
Hij had net vier mannen gedood – nee, vermoord, binnen een spanne van enkele seconden. Erger nog was dat het automatisch was gegaan, in reflexen, net als fietsen. Of plotseling Arabisch spreken. Of bekend zijn met het lot van de sjeik.
Hij was hoogleraar. Hij had herinneringen. Hij had kinderen. Een baan. Maar het was duidelijk dat zijn lichaam wist hoe te vechten, ook al wist hij het zelf niet. Hij wist hoe hij uit boeien moest ontsnappen. Hij wist waar hij een dodelijke klap moest aanbrengen.
“Wat gebeurt er toch met me?” zei hij onthutst.
Hij bedekte even zijn ogen terwijl een deinende golf van misselijk over hem heen spoelde. Hij had bloed aan zijn handen – letterlijk. Bloed op zijn hemd. Toen de adrenaline begon te verdwijnen, kwam de pijn door in zijn ledematen, veroorzaakt door te lang stilzitten. Er was een kloppende pijn in zijn enkel, veroorzaakt doordat hij van zijn terras was gesprongen. Hij was in zijn been gestoken. Hij had een open wond achter zijn oor.
Hij durfde er niet eens aan te denken hoe zijn gezicht eruit zag.
Wegwezen, schreeuwde zijn brein hem toe. Zometeen komen er meer.
“Oké,” zei Reid hardop, alsof hij instemde met iemand anders in de kamer. Hij kalmeerde zijn ademhaling zo goed hij kon en bekeek zijn omgeving. Zijn ongeconcentreerde ogen vielen op bepaalde details – de Beretta. Een rechthoekige bobbel in de zak van de ondervrager. Een vreemde markering in de nek van de woesteling.
Hij knielde naast de kolossale man en staarde naar het litteken. Het was bij zijn kaaklijn, deels bedekt door een baard, en niet groter dan een dubbeltje. Het leek een soort merkteken te zijn, in zijn huid gebrand, en leek op schriftteken, als een letter in een ander alfabet. Hij herkende het echter niet. Reid bestudeerde het enkele seconden, en grifte het in zijn geheugen.