Verloofd . Морган Райс
Читать онлайн книгу.zich over de brug.
Toen ze over de brug gingen naar de andere kant van Fleet Street, was Caitlin opgelucht om te zien dat de straat eindelijk opener werd en iets minder op elkaar gepakt. Ook de stank werd minder. Na de verschrikkelijke stank van Fleet Ditch, deden de alledaagse straatgeuren haar niets meer. Ze realiseerde zich nu dat dit de reden was dat mensen zich gelukkig waanden om onder deze omstandigheden te leven: het ging er allemaal om over waar je aan gewend was, in welke context en tijdperk je leefde.
Terwijl ze wandelden, werd de buurt aangenamer. Ze kwamen voorbij aan een enorme kerk aan de linkerkant en in het stenen kunstwerk, in mooie kalligrafie stonden de woorden: “Saint Paul's” geëtst. Het was een enorm grote kerk met een mooi versierde voorkant die ver tot in de lucht rijkte en boven al de gebouwen errond uittorende. Caitlin verheugde zich erover hoe mooi de architectuur ervan was en dat zo’n gebouw nog perfect in de 21ste eeuw kon thuishoren. Het voelde zo niet op zijn plaats, zoals het boven al de kleine houten architectuur errond uittorende. Caitlin begon net te zien hoe zoveel kerken het stedelijke landschap van deze tijd domineerden, en hoe belangrijk ze waren voor het volk. Ze waren letterlijk alomtegenwoordig. En hun klokken, hoe luid ook, waren altijd aan het luiden.
Caitlin stond ervoor stil en bestudeerde de oude architectuur. Ze kon zich alleen maar afvragen of er misschien een aanwijzing voor haar binnenin lag.
"Ik vraag me af of we zouden binnengaan?" vroeg Caleb, die haar gedachten las.
Ze bestudeerde haar ring, met de inscriptie aan de binnenkant nog een keer.
Over de brug, Achter de Beer.
"Het zegt iets over een brug," zei ze, terwijl ze nadacht.
“We hebben net een brug overgestoken," antwoordde Caleb.
Caitlin schudde haar hoofd. Het voelde voor haar niet goed aan.
"Dat was gewoon een voetgangersbrug. Mijn instinct vertelt me dat dit niet de juiste plek is. Waar we ook naartoe moeten, ik voel aan dat het niet hier is.”
Caleb stond daar, en sloot zijn ogen. Eindelijk deed hij ze terug open. "Ik voel ook niets. Laten we verdergaan.”
"Laten we dichter bij de rivier blijven," zei Caitlin. “Als we een brug kunnen vinden, dan denk ik dat het bij de rivier zal zijn. En ik zou graag wat frisse lucht hebben.”
Ze zag een zijweg die naar de oever van de rivier leidde, met een ruw opgesteld straatbordje waar "St. Andrews Hill op stond.” Ze nam Calebs hand en leidde hem ernaar toe.
Ze wandelden langs de weg die zachtjes naar beneden ging en ze kon in de verte de rivier, die bruiste met botenverkeer, zien.
Dit moet de beroemde Londense rivier de Thames zijn, dacht ze. Dat moet wel. Ze herinnerde tenminste dit van de basis aardrijkskundelessen die ze gehad had.
Op het einde van deze straat stond een gebouw. Deze straat bracht hen niet helemaal tot beneden aan de rivier, daarom draaiden ze links een straat in die tot dicht bij de rivier leidde. Ze liep parallel, enkel vijftien meter er vandaan, en had de zeer gepaste naam "Thames Street.”
Thames Street was zelfs nog lieflijker en een heel andere wereld dan Fleet Street. De huizen waren hier leuker en op hun rechterkant stonden nog mooie eigendommen, met grote stukken land die in de richting van de rivier naar beneden liepen. De architectuur was beter uitgewerkt en mooier hier. Het was duidelijk dat dit stadsgedeelte voorbehouden was voor de rijken.
Het voelde aan als een vreemde buurt omdat ze veel draaiende en kerende zijstraten zag met grappige namen, zoals “Windgoose Lane” (Oude Ganslaan) en “Old Swan Lane” (Oude Zwaanlaan) en “Garlick Hill” (Lookheuvel) en “Bread Street Hill.” (De heuvel van Broodstraat) Trouwens, overal hing de geur van voedsel in de lucht en Caitlin voelde haar maag rammelen. Ruth jankte ook en ze wist dat ze honger had. Maar ze zag geen voedsel te koop.
"Ik weet het Ruth," voelde Caitlin mee. “Ik zal snel wat te eten vinden, ik beloof het.”
Ze wandelden en wandelden. Caitlin wist niet precies waarnaar ze aan het zoeken was en Caleb wist het ook niet. Het voelde nog altijd alsof het raadseltje hen naar overal kon leiden en dat ze niet veel concrete aanwijzingen hadden. Ze kwamen steeds verder in het hart van de stad, en ze wisten nog altijd niet zeker welke kant ze moesten opgaan.
Net toen Caitlin zich begon moe, hongerig en humeurig te voelen, kwamen ze bij een kruispunt. Ze hielden halt en keken naar boven. Een ruw houten bord vermeldde “Grace Church Street.” De visgeur hing hier zwaar in de lucht.
Ze stopte wanhopig, en keek naar Caleb.
"We weten zelfs niet waar we naar het zoeken zijn," zei ze. "Het zegt iets over een brug. Maar ik denk niet dat we ergens een brug gezien hebben. Zijn we hier gewoon onze tijd aan het verliezen? Zouden we dit niet op een andere manier moeten aanpakken?”
Caleb tikte haar plots op de schouder, en wees.
Ze draaide zich langzaam om, en was verbaasd door het uitzicht.
Grace Church Street leidde verder naar een kolossale brug. Het was een van de grootste bruggen die ze ooit gezien had. Haar hart vulde zich met nieuwe hoop. Een enorm bord erboven vermeldde: “London Bridge,” en haar hart ging sneller slaan. Deze straat was breder, een belangrijke verkeersader. Mensen, paarden, karren en verkeer in alle maten en soorten gingen verder op en af de brug.
Als ze echt op zoek waren naar een brug, dan hadden ze er duidelijk een gevonden.
*
Caleb nam haar hand en leidde haar in de richting van de brug waardoor ze zich in het verkeer mengden. Ze keek op en was overweldigd door het uitzicht. Dit was anders dan elke brug die ze voordien gezien had. De ingang werd voorafgegaan door een enorme gebogen poort, met bewakers aan iedere kant. Aan de bovenkant ervan waren meerdere punten waarop meerdere hoofden stonden waarvan het bloed uit de keel kwam omdat ze doorboord waren door staken. Het was een gruwelijk gezicht en Caitlin wendde haar blik af.
"Ik herinner met dit," zuchtte Caleb. “Van eeuwen geleden. Dit is hoe ze altijd hun bruggen versierden: met hoofden van gevangenen. Ze doen dit om andere criminelen te waarschuwen.”
"Het is verschrikkelijk," zei Caitlin, terwijl ze naar hoofd naar beneden hield, en ze wandelden vlug de brug op.
Aan de basis van de brug, waren stalletjes en verkopers vis aan het verkopen. Toen Caitlin in die kant opkeek, kon ze boten zien aankomen, maar ook arbeiders die de vis naar de modderige oevers droegen en uitgleden terwijl ze dat deden. De ingang naar de brug stonk naar de vis, zo erg dat ze haar neus moest dichtknijpen. Elke soort vis, sommigen bewogen nog, werd op de kleine geïmproviseerde tafels gelegd.
“Snapper, drie pence per pond!" riep iemand.
Caitlin haastte zich er voorbij, en probeerde weg te raken van de geur.
Toen ze verdergingen, verraste de brug haar opnieuw omdat ze ontdekte dat ze vol met winkels stond. Kleine stalletjes en verkopers stonden opgesteld aan iedere kant van de brug terwijl voetgangers, vee, paarden en koetsen zich een weg baanden door het midden. Het was chaotisch, een druk tafereel, met mensen die alle richtingen uitriepen terwijl ze hun waar verkochten.
"Leerlooien hier!" riep iemand.
"We villen je dier!" riep iemand anders.
“Kaarswas hier! De beste kaarswas hier!”
“Dakbedekking!”
“Haal hier je brandhout!”
“Verse schrijfveren! Veren om te schrijven en perkament!”
Terwijl ze verder gingen, waren er mooiere winkels, en sommigen verkochten stukken zoals juwelen. Caitlin kon het niet helpen maar ze moest denken aan de gouden brug in Florence, aan haar tijd met Blake en aan de armband die hij haar had gekocht.
Op het moment was ze overweldigd door emotie, ze gleed naar de kant en hield zich vast aan de reling. Ze keek verder. Ze dacht aan al de levens die ze al geleefd had, aan al de plekken waar ze al geweest was en voelde zich overweldigd. Was dit echt allemaal waar? Hoe kon een mens zoveel levens