Doodsgezicht. Блейк Пирс

Читать онлайн книгу.

Doodsgezicht - Блейк Пирс


Скачать книгу
de moorden. Sommige nachten zou hij thuis zitten, of gewoon niemand tegenkomen die iets bij hem losmaakt. Nee, dit is bewust en berekenend. Er is een reden waarom hij elk van hen moet ombrengen, een boodschap of ritueel.”

      Ze deed weer een stap naar voren en schreef een moord per dag – ritueel op het bord.

      “En hoe zit het met de locaties?” vroeg Shelley. “Misschien valt daar nog iets uit af te leiden.”

      Er was al een landkaart aan de muur, gemarkeerd met drie rode punaises waar de drie lichamen waren gevonden. Zoe bekeek het even, en gebruikte toen de rand van een stuk papier om verbindingslijnen tussen de punten te scheppen. Er was een directe lijn tussen de eerste en de derde. De tweede week er enigszins vanaf, maar het lag nog altijd grotendeels op hetzelfde pad.

      “Welke plaatsen zijn dat?” Shelley wees in de richting van het uiteinde van het stukje papier, voorbij de laatste punaise, naar de bewoonde gebieden die in hetzelfde pad lagen.

      Zoe somde een lijstje op van de namen op de kaart, met een kleine afwijking aan weerszijden voor het geval hij iets uit de richting ging, zoals hij al eerder had gedaan. “We moeten de autoriteiten in elk van die stadjes bellen. Ze moeten op de hoogte zijn van wat er eventueel komen gaat. Met versterkte beveiliging en politie op de uitkijk kan hij misschien gepakt worden.”

      Zwijgend bekeken ze beiden het profiel dat ze hadden gemaakt, elk met hun eigen gedachten. Zoe probeerde het patroon te zien. Er waren maar drie dingen die ze kon zien: het feit dat het allemaal vrouwen waren, de tijdslijn, en dan nog iets met de locaties. Maar wat?

      Ze dacht terug aan de kleurige snoepjes die over de grond bij het tankstation verspreid lagen. Niet te ver van Linda’s lichaam, over de parkeerplaats, over het pad dat ze moest hebben genomen naar de achterkant van het gebouw en terug. Het was zo vreemd. Het was natuurlijk hartstikke mogelijk dat een of andere koter het eerder die dag had laten vallen tijdens een korte stop met zijn ouders, maar…er was daar iets mee dat in haar hoofd bleef zeuren.

      Misschien was het simpelweg het contrast. Bonte, vrolijke snoep op de plaats van een gewelddadige nachtmoord. Spatjes kleur op een bloedrode ondergrond. Misschien had het helemaal niks te betekenen.

      “We hebben niet veel,” zuchtte ze tenslotte. “Maar het is een begin. Als we hieraan toevoegen dat hij waarschijnlijk een jonge man is, in ieder geval onder middelbare leeftijd, volgens de statistieken van de leeftijd waarop seriemoordenaars beginnen toe te slaan, en dan hebben we het voldoende teruggebracht om iets te presenteren. Ik zal de pathologen vragen ons wat meer concrete cijfers te geven op basis van wat ze hebben gevonden, dan kunnen we op z’n minst een beschrijving geven waar men naar kan uitkijken.”

      Hetgeen een bijzonder schrale troost was, dacht ze, als de moordenaar vannacht weer een slachtoffer zou maken – en ze konden er bij lange na niets aan doen.

      HOOFDSTUK ZES

      Vannacht zou er een nieuw lichaam zijn.

      Het was de vierde nacht, en dat betekende dat er een vierde lichaam moest komen.

      Hij had de hele dag lang gereden, steeds dichter tot zijn doel. Ondanks dat hij flink opschoot werd hij steeds nerveuzer naarmate de zon boven zijn hoofd zich een weg over het hemeldek baande. Wanneer de avond viel moest hij op de juiste plek zijn, anders viel alles in duigen.

      Hij mocht nu niet falen.

      Hij wierp weer een blik op de mobiele telefoon die op zijn dashboard balanceerde. Het zat in een houder die aan een van de ventilatieklepjes vast was gemaakt. De online kaart update hier maar traag, het signaal was zo slecht. Gelukkig was de snelweg lang en recht, en hoefde hij niet af te slaan. Hij zou niet verdwalen, noch zijn bestemming per ongeluk voorbij rijden.

      Hij wist precies waar hij heen moest. Het was helemaal voor hem uitgestippeld, in de sterren geschreven. Behalve dan dat dit patroon veel preciezer was dan die massa knipperende puntjes aan de nachthemel, en veel gemakkelijker te lezen. Natuurlijk kon een expert die patronen vinden, zelfs helemaal daarboven. Maar zijn patroon moest leesbaar zijn voor iemand die het normaal niet zou kunnen zien – en zien zouden ze, tegen de tijd dat hij klaar was.

      Wie het zou worden was een tweede. Waar, en wanneer – ja, die werden door het patroon bepaald. Maar de wie was meer een kwestie van geluk, en dit was de reden waarom hij zijn been op en neer wiebelde boven de rem. Daarbij wipte zijn knie iedere keer op en sloeg bijna tegen het stuur.

      Hij ademde diep in om zich te kalmeren, zoog de snel afkoelende lucht in. Je kon goed merken dat de zon aan het ondergaan was, maar het was nog niet te laat. De patronen hadden hem aangewezen wat hij moest doen, en nu ging hij dat gewoon doen. Daar moest hij vertrouwen in hebben.

      De banden van zijn auto bulderden eindeloos over het gladde asfalt, een regelmatig achtergrondgeluid dat kalmerend werkte. Hij sloot even de ogen, erop vertrouwend dat de auto in een rechte lijn door zou rijden, en ademde weer diep in.

      Hij trommelde met zijn vingers op de rand van het geopende raam, met een simpele en zich steeds herhalende maat, en begon zich te ontspannen. Het kwam allemaal goed. Evenals zijn auto hem al jaren niet in de steek had gelaten, altijd degelijk en betrouwbaar, zouden de patronen hem niet teleurstellen. Zolang hij maar de olie controleerde en het af en toe voor een servicebeurt bracht zou het blijven doorrijden. En als hij zichzelf op de juiste plek op de juiste tijd plaatste, zouden de patronen er zijn.

      Ze waren overal om hem heen: de lijnen van de snelweg, recht en vernauwend in de verte, die hem precies vertellen waar hij naartoe moest. De reepjes wolken leken ook allemaal dezelfde richting op te wijzen, lange vingers die hem aanmoedigden zijn weg te vervolgen. Zelfs de bloemen aan de zijkant van de snelweg waren omgebogen, verwachtingsvol voorover leunend, als racestrepen die de kilometers onder zijn wielen opslokten.

      Het begon allemaal op z’n plaats te vallen, net zoals die snoepjes waren gevallen voordat hij die vrouw bij dat tankstation had omgebracht. Het had hem precies aangegeven wat hij vervolgens moest doen, en had hem laten zien dat hij de juiste plaats was en het juiste slachtoffer had gevonden.

      De patronen zouden uiteindelijk voor hem zorgen.

***

      Ondanks alle geruststellingen die hij zich probeerde aan te praten ging zijn hart als een bezetene tekeer van de zenuwen. De zon begon steeds verder zinken, raakte al de horizon aan, en hij had nog steeds geen geschikte persoon gevonden.

      Maar nu kwam het geluk hem weer tegemoet – de serendipiteit van het op de juiste plaats op de juiste tijd zijn, en vertrouwen dat het universum de rest zou doen.

      Ze liep achterwaarts langs de berm van de snelweg, een arm uitgestrekt, met haar duim omhoog. Ze had zich waarschijnlijk omgedraaid zodra ze hem hoorde aankomen. Zijn motor en het geluid van de wielen hadden hem aangekondigd ver voordat ze elkaar daadwerkelijk konden zien. Ze droeg een rugzak die er zwaar uitzag, met een opgerolde slaapzak erbovenop. Toen hij dichterbij kwam zag hij dat ze jong was. Niet ouder dan achttien of negentien, een onafhankelijke geest op weg naar een nieuw avontuur.

      Ze was boterzacht en mooi, maar dat was onbelangrijk. Dat soort dingen was altijd onbelangrijk. De patronen, dat was het enige dat telde.

      Hij stopte de auto even voorbij haar, en wachtte geduldig tot ze hem bereikte. “Hoi,” zei hij, terwijl hij het zijraam omlaag deed en zijn hoofd uitstak om haar aan te kijken. “Heb je een lift nodig?”

      “Eh, ja,” zei ze. Ze keek hem wantrouwend aan en beet op haar onderlip. “Waar ga jij heen?”

      “Naar de stad,” zei hij met een vaag gebaar vooruit. Het was een snelweg. Er zou aan het einde een stad zijn, en ze mocht zelf in haar hoofd bepalen welke. “Ik ben blij dat ik je heb gezien. Er zijn weinig auto’s op de weg rond deze tijd. Het zou een koude nacht zijn, hierbuiten.”

      Ze glimlachte flauwtjes. “Ik kan dat wel aan hoor.”

      Hij glimlachte terug, maar breder, sympathieker, en liet de glimlach zijn ogen bereiken. “Maar het kan beter,” zei hij. “Stap in. Ik zet je wel af bij een motel aan de rand van de stad.”

      Ze weifelde nog steeds; een jonge vrouw bij een man alleen in de auto ging zitten – hoe aardig hij was deed er niet toe. Hij begreep wel dat ze sowieso nerveus zou zijn geweest. Maar haar blik ging over de


Скачать книгу