Doodsgezicht. Блейк Пирс
Читать онлайн книгу.sessie weten te plannen? Laat maar weten als ik ergens mee kan helpen.
Zoe zuchtte. Ze had geen contact opgenomen met de therapeut, en wist werkelijk niet of ze het überhaupt ging doen. Ze sloot de e-mail af zonder die te beantwoorden, en degradeerde het tot de problemen van morgen.
Euler sprong op haar schoot, duidelijk voldaan na zijn diner, en begon te spinnen. Zoe kriebelde hem weer, keek naar haar scherm, en woog af.
Pythagoras miauwde van verontwaardiging over zijn verwaarlozing, en Zoe keek hem liefdevol aan. Je kon het niet echt een teken noemen, maar het was genoeg om haar tot actie aan te moedigen. Ze ging terug naar het vorige bericht, van de datingsite, en typte een antwoord voor ze van gedachten kon veranderen.
Lijkt me heel leuk om af te spreken. Wanneer komt je uit? –Z.
“Na jou,” zei hij met een glimlach en een gebaar naar het broodmandje.
Zoe glimlachte terug en pakte een stukje brood. Haar hoofd berekende automatisch de breedte en diepte van elk stuk zodat ze eentje kon uitkiezen die ergens in het midden zat. Je zou maar te gulzig overkomen.
“En waar werk jij, John?” vroeg Zoe. Het was gemakkelijk het gesprek op deze wijze te beginnen – ze had genoeg afspraakjes gehad om te weten dat het een standaardzin was. Daarnaast was het altijd goed om te weten of hij een goed inkomen had.
“Ik ben advocaat,” zei John, terwijl hij zelf een broodje pakte. Grootste stuk. Ergens rond de 300 calorieën. Hij zou al halfvol zitten tegen de tijd dat hun hoofdgerecht arriveerde. “Ik doe voornamelijk vastgoedgeschillen, dus er is weinig overlapping met jouw vakgebied.”
Zoe dacht aan het gemiddelde salaris van een vastgoedadvocaat in deze contreien en knikte zwijgend terwijl de berekeningen door haar hoofd flitsten. Samen zouden ze zich waarschijnlijk ruimschoots de hypotheek op een vierkamerhuis kunnen veroorloven, en dat was nog maar het begin. Plaats voor een kinderkamer. Genoeg rek in de carrière om later iets beters te kopen.
Zijn gezicht was ook al bijna symmetrisch. Grappig hoe ze dat de laatste tijd zoveel tegenkwam. Er was maar een verschil, de manier waarop hij lachte. Hij trok zijn rechterwang op, terwijl de linker min of meer op dezelfde plaats bleef. Een scheve glimlach. Er was iets charmants aan, misschien omdat het niet symmetrisch was. Ze telde een correcte hoeveelheid perfect rechte, witte tanden tussen zijn lippen.
“En hoe zit het met je familie? Heb je broers of zussen?” probeerde John. Zijn stem haperde een beetje.
Zoe besefte ze op z’n minst iets had moeten zeggen over zijn werk, en schudde zichzelf wakker. “Ik ben enig kind,” zei ze. “Ik ben opgevoed door mijn moeder. We kunnen niet zo goed met elkaar overweg.”
John’s wenkbrauw schoot een kleine seconde in de lucht, vervolgens knikte hij. “O, wat rottig zeg. Mijn familie is behoorlijk hecht. We komen minstens eenmaal per maand bij elkaar voor een familiediner.”
Zoe’s ogen flitsten over zijn slanke lijf, en ze besloot dat hij niet tekort kwam tijdens die familiediners. Wel bezocht hij duidelijk de sportschool. Wat zou hij kunnen opdrukken? Zo’n 90 kilo misschien, aan die spierballen te zien die onder zijn blauw-gestreepte hemd opbolden.
Het was nu een paar momenten stil geweest tussen hen. Zoe scheurde een stuk van het brood af en propte het in haar mond. Toen kauwde ze zo snel als ze kon zodat haar mond weer vrij was. Mensen spraken niet terwijl ze aten, in ieder geval niet in beleefd gezelschap, dus wat haar betrof kon dit dienen als excuus.
“Ben jij enig kind?” vroeg Zoe, zo gauw de hap door haar keel gegleden was, dik en klevend. Nee, dacht ze. Minstens twee bloedverwanten.
“Ik heb een oudere broer en zus,” zei John. “Er zit maar vier jaar tussen ons, dus we kunnen het goed met elkaar vinden.”
Achter hem, over zijn schouder, zag Zoe hun serveerster van een meter zestig worstelen met een zwaar dienblad vol drankjes. Twee flessen wijn, te verdelen over zeven glazen, bestemd voor de rumoerige tafel aan het uiteinde van de rij tafeltjes. Allemaal van dezelfde leeftijd. Vrienden van de universiteit op reünie.
“Dat klinkt leuk,” zei Zoe vaag. Eerlijk gezegd dacht ze niet dat het leuk zou zijn om een oudere broer en zus te hebben. Ze had geen flauw idee hoe het zou aanvoelen. Het was gewoon een andere ervaring dan zij ooit gehad had.
“Dat dacht ik wel.”
Johns antwoorden werden steeds afstandelijker. Hij stelde haar geen vragen meer. En ze zaten nog niet eens aan het hoofdgerecht.
Met enige opluchting zag Zoe de serveerster twee borden brengen, professioneel gebalanceerd op haar arm, het gewicht evenwichtig tussen elleboog en handpalm verdeeld.
“O, hier is ons eten,” zei ze, meer om hem af te leiden dan iets anders.
John keek achterom met een gratie die zijn toewijding aan de sportschool onderstreepte. Hij was een prima vent. Knap, charmant, met een goede baan. Zoe probeerde haar aandacht op hem te gevestigd te houden, om haar best te doen. Tijdens het eten zou het gemakkelijker gaan. Ze staarde naar het eten op haar bord – zevenentwintig erwtjes, precies vijf centimeter hoog bovenop de steak – en probeerde zich door niets anders af te laten leiden van wat hij zei.
Desondanks hoorde ze de ongemakkelijke stiltes evenzeer als hij.
Aan het einde bood hij aan alles te betalen – haar deel bedroeg $37.97– en Zoe accepteerde dankbaar. Ze vergat dat ze het aanbod eigenlijk minstens eenmaal had moeten afslaan, zodat hij de kans kreeg om aan te dringen. Ze herinnerde het zich echter toen ze zijn mondhoeken lichtjes omlaag zag gaan terwijl hij zijn creditcard aan de serveerster overhandigde.
“Nou, ik heb een mooie avond gehad,” zei John, terwijl hij om zich heen keek en zijn blazer vastknoopte toen hij opstond. “Leuk restaurantje dit.”
“Het eten was heerlijk,” mompelde Zoe. Ze stond op, hoewel ze graag nog wat langer was blijven zitten.
“Leuk je ontmoet te hebben, Zoe,” zei hij. Hij stak zijn hand naar haar uit. Toen ze die aannam boog hij zich voorover en gaf haar een zoen op de wang, zo vluchtig als hij het maar kon maken, en liep weg.
Geen aanbod haar naar haar auto te begeleiden of een lift naar huis te geven. Geen omhelzing, geen verzoek haar weer te mogen zien. John was sympathiek – met zijn scheve glimlach en afgemeten gebaren – maar de boodschap was duidelijk.
“Jou ook, John,” zei Zoe. Ze liet hem als eerste het restaurant uit lopen terwijl ze haar handtas pakte, zodat er geen onhandige beleefdheidspraat nodig was op weg naar de parkeerplaats.
Alleen in haar auto zakte Zoe onderuit in de stoel en begroef haar hoofd in haar handen. Stom, stom, stom. Wie was er in godsnaam zo druk bezig met de lengte van de stappen van de obers dat er geen aandacht over was voor je charmante, knappe, zeer begeerlijke afspraakje.
Het begon uit de hand te lopen. Zoe wist het diep vanbinnen wel, en was zich er misschien al een tijdje van bewust. Steeds minder kon ze zich concentreren op sociale signalen zonder dat haar gedachten in beslag werden genomen door berekeningen en patroonherkenningen. Het was al erg genoeg dat ze niet alle signalen begreep wanneer ze die hoorde of zag, maar om ze helemaal niet op te merken was nog veel erger.
“Wat een mafkees,” mompelde ze tegen zichzelf. Ze wist dat ze de enige persoon was die het zou horen, en daarvan moest ze zowel lachen als huilen.
Tijdens de hele rit huiswaarts piekerde Zoe over de gebeurtenissen die avond. Zeventien ongemakkelijke stiltes. Minstens twintig momenten waarop John op wat interesse van haar zou hebben gehoopt. Wie weet hoeveel ze zelfs niet had opgemerkt. Een gratis steakmaaltijd – niet genoeg om te compenseren voor het gevoel dat je een buitenstaander was die later eenzaam en alleen op je sterfbed zou liggen.
Met katten, natuurlijk.
Zelfs Euler en Pythagoras, miauwend en elkaar rivaliserend in het recht om op haar schoot te springen, konden haar stemming niet verbeteren. Ze pakte hen beiden op en zette hen neer op de bank. Het verbaasde haar niks dat ze allebei ogenblikkelijk de interesse verloren en over de rug van de bank gingen rondsluipen.
Ze opende de e-mail van Dr. Applewhite nog eenmaal, en keek naar het nummer van de therapeut