Een Gelofte Van Glorie . Морган Райс
Читать онлайн книгу.“Het leven is iedereen dierbaar; maar voor de dierbare man is eer veel kostbaarder dan het leven.”
—William Shakespeare
Troilus and Cressida
HOOFDSTUK ÉÉN
Andronicus reed trots door het centrum van McClouds koninklijke stad, geflankeerd door honderden van zijn generaals, zijn meest waardevolle bezit achter zich aanslepend: Koning McCloud. Hij was ontdaan van zijn wapenrusting, zijn half naakte, dikke, harige lichaam met touwen vastgebonden en met een lang touw om zijn polsen, dat was vastgemaakt aan de achterkant van Andronicus’ zadel.
Andronicus reed langzaam, zwelgend in zijn triomf, terwijl hij McCloud door de straten sleepte, over steentjes heen, en grote stofwolken opwierp. McClouds mensen verzamelden zich en staarden met open mond naar het schouwspel voor hen. Hij hoorde hoe McCloud het uitschreeuwde, kronkelend van de pijn, terwijl hij hem door de straten van zijn eigen stad sleurde. Andronicus straalde. De McCloud mensen doken angstig in elkaar. Daar was hun voormalige koning, nu de nederigste der slaven. Het was één van de mooiste dagen die Andronicus zich kon herinneren.
Andronicus verbaasde zich over hoe makkelijk het was geweest om de McCloud stad over te nemen. Het leek of McClouds mannen het al hadden opgegeven nog voordat de aanval was begonnen. Andronicus’ mannen hadden hen als een bliksemschicht overvallen, de weinige soldaten die het waagden zich te verdedigen omver gereden, en de stad in een oogwenk ingenomen. Ze moesten zich gerealiseerd hebben dat het geen zin had zich te verzetten. Ze hadden hun wapens neergelegd, in de veronderstelling dat als ze zich overgaven Andronicus hen gevangen zou nemen.
Maar ze kenden de grote Andronicus niet. Hij verachtte overgave. Hij nam geen gevangenen, en ze maakten het hem alleen maar gemakkelijk door hun wapens neer te leggen.
De straten van de McCloud stad kleurden rood van het bloed terwijl Andronicus’ mannen elke steeg en elke zijstraat uitkamden en elke man die ze vonden afslachtten. Hij nam de vrouwen en kinderen als slaven, zoals hij altijd deed. De huizen werden één voor één geplunderd.
Terwijl Andronicus langzaam door de straten reed en zijn triomf overzag, zag hij de levenloze lichamen, de opgehoopte buit, de verwoeste huizen. Hij draaide zich om en knikte naar één van zijn generaals. De generaal stak een fakkel in de lucht, gebaarde naar zijn mannen, en honderden van hen verspreidden zich door de stad om de rieten daken in brand te steken. Overal om hen heen stegen de vlammen op en Andronicus kon de hitte al voelen.
“NEE!” schreeuwde McCloud, maaiend op de grond achter hem.
Andronicus grijnsde breed en dreef zijn paard aan, richting een bijzonder grote steen in de weg; er klonk een bevredigende bons, en hij wist dat McCloud de steen hard had geraakt.
Andronicus nam veel genoegen in het zien branden van zijn stad. Zoals hij bij elke overwonnen stad had gedaan in zijn Rijk, brandde hij eerst de stad tot de grond toe af, om hem vervolgens opnieuw op te bouwen, met zijn eigen mannen, zijn eigen generaals, zijn eigen Rijk. Dat was zijn manier. Hij wilde geen spoor van geschiedenis. Hij bouwde een nieuwe wereld. De wereld van Andronicus.
De Ring, de heilige Ring die al zijn voorouders was ontgaan, was nu zijn territorium. Hij kon het nauwelijks bevatten. Hij haalde diep adem, en verwonderde zich over hoe geweldig hij was. Spoedig zou hij over de Hooglanden gaan en ook de andere helft van de Ring overwinnen. En dan zou er geen plek op de wereld over zijn die hij niet had betreden.
Andronicus reed naar het standbeeld van McCloud op het stadplein, en hield halt. Het stond daar als een heiligdom, vijftien meter hoog, gemaakt van marmer. Het toonde een versie van McCloud die Andronicus niet herkende—een jonge, fitte, gespierde McCloud, die trots zijn zwaard vasthield. Het was egocentrisch. Daarvoor bewonderde Andronicus hem. Een deel van hem wilde het standbeeld mee naar huis nemen, en het in zijn paleis installeren als een trofee.
Maar een ander deel van hem walgde ervan. Zonder na te denken haalde hij zijn slinger tevoorschijn—drie keer zo groot als dat van een mens, groot genoeg voor een steen ter grootte van een kleine rots—haalde uit en wierp.
De kleine rots vloog door de lucht en raakte het hoofd van het stadbeeld. McClouds marmeren hoofd explodeerde en viel in kleine stukjes uiteen. Andronicus schreeuwde, hief zijn dubbele vlegel, en haalde uit.
Andronicus sloeg het torso van het standbeeld omver en het viel met een oorverdovend kabaal uiteen op de grond. Andronicus liet zijn paard keren en zorgde dat McClouds lichaam door de scherven heen werd gesleept.
“Daar zal je voor boeten!” schreeuwde een gekwelde McCloud uit.
Andronicus lachte. Hij had vele mensen ontmoet in zijn leven, maar deze was wellicht de meest zielige van hen allemaal.
“Zal ik dat?” riep Andronicus.
Deze