Een Gelofte Van Glorie . Морган Райс
Читать онлайн книгу.niet. Hij zou het er voor eens en altijd bij hem moeten inwrijven.
Andronicus liet zijn blik over de stad glijden, en hij zag het vermoedelijke McCloud kasteel. Hij spoorde zijn paard aan tot een galop, en zijn mannen volgden hem terwijl hij McCloud over de stoffige binnenplaats sleepte.
Andronicus reed de marmeren trappen op, McClouds lichaam achter hem, schreeuwend en kreunend bij elke trede. Toen reed hij door naar de marmeren entree. Andronicus’ mannen stonden al bij de deuren, de bloederige lichamen van McClouds wachters aan hun voeten. Andronicus grijnsde voldaan. Elke hoek van de stad was al van hem.
Andronicus reed door, recht door de kasteeldeuren, een hal in met verheven, gewelfde plafonds, allemaal van marmer. Hij verwonderde zich over de buitensporigheid van deze Koning McCloud. Hij had duidelijk geen kosten gespaard om zichzelf te verwennen.
Nu was zijn dag gekomen. Andronicus reed met zijn mannen door de brede gangen. De paardenhoeven weergalmden van de muren. Hij bereikte wat overduidelijk McClouds troonzaal was. Hij barstte door de eikenhouten deuren en reed naar het midden van de kamer, waar een obscene gouden troon stond.
Andronicus steeg af, beklom langzaam de gouden treden, en ging zitten. Hij haalde diep adem terwijl hij uitkeek over zijn mannen, zijn tientallen generaals die, gezeten op hun paarden, op zijn bevel wachtten. Hij keek naar de bloederige McCloud, die nog steeds aan zijn paard lag vastgebonden. Hij bekeek de kamer, de muren, de banners, de wapenrustingen, de wapens. Hij bewonderde het handwerk van de troon. Hij overweeg hem te laten smelten, of misschien zou hij hem mee terug nemen. Misschien kon hij hem aan één van zijn generaals schenken.
Deze troon was natuurlijk niets vergeleken met Andronicus’ eigen troon, de meest massieve troon van alle koninkrijken, één die het twintig mannen maar liefst veertig jaar had gekost om te bouwen. De bouw was begonnen tijdens zijn vaders heerschap, en was voltooid op de dag dat Andronicus zijn eigen vader had vermoord. Het was een perfecte timing geweest.
Andronicus keek neer op McCloud, op het zielige mens, en vroeg zich af hoe hij hem het best kon laten lijden. Hij bekeek de vorm en grootte van zijn schedel, en besloot dat hij hem graag zou laten krimpen en aan zijn ketting hangen, naast de andere gekrompen hoofden die om zijn nek hingen.
Maar Andronicus realiseerde zich dat voor hij hem zou doden, hij wat tijd nodig had om zijn gezicht en jukbeenderen wat uit te dunnen, zodat hij beter om zijn nek zou staan. Hij wilde niet een dik, opgeblazen gezicht dat de esthetiek van zijn ketting zou ruïneren. Hij zou hem een tijdje in leven laten, en hem in de tussentijd martelen. Hij glimlachte. Ja, dat was een goed plan.
“Breng hem naar me toe,” commandeerde Andronicus naar één van zijn generaals.
De generaal sprong zonder een moment te aarzelen van zijn paard, haastte zich naar McCloud, sneed het touw door en sleepte het bloederige lichaam over de vloer. Hij liet het voor Andronicus’ voeten vallen.
“Hier kom je niet mee weg!” mompelde McCloud zwakjes.
Andronicus schudde zijn hoofd; dit mens zou het nooit leren.
“Hier ben ik, gezeten op je troon,” zei Andronicus. “En daar ben jij, liggend aan mijn voeten. Ik denk dat ik rustig kan zeggen dat ik overal mee weg kan komen. En dat ik dat al gedaan heb.”
McCloud lag daar, kreunend en kronkelend.
“Mijn eerste agendapunt,” zei Andronicus, “is te zorgen dat je je respect betuigt aan je nieuwe koning en meester. Kom nu naar me toe, en ik schenk je de eer dat je als eerste voor me mag knielen in mijn nieuwe koninkrijk, als eerste mijn hand mag kussen, en me Koning mag noemen van wat ooit de McCloud kant van de Ring was.”
McCloud keek op, krabbelde op handen en knieën, en sneerde naar Andronicus.
“Nooit!” zei hij, en hij spoog op de vloer.
Andronicus gooide zijn hoofd achterover en lachte. Hij genoot ervan. Hij had al een tijd niet zo’n koppig mens ontmoet.
Andronicus knikte, en één van zijn mannen greep McCloud van achteren, terwijl een ander naar voren kwam en zijn hoofd stil hield. Een derde liep naar voren met een lang scheermes. McCloud kromp ineen van angst.
“Wat doe je?” vroeg McCloud in paniek, zijn stem enkele octaven hoger.
De man reikte naar beneden en scheerde snel de helft van McClouds baard af. McCloud keek op, duidelijk verbijsterd dat de man hem geen pijn had gedaan.
Andronicus knikte, en er stapte een andere man naar voren met een lange pook. Aan het einde van de pook was het embleem van Andronicus’ rijk gegraveerd—een leeuw met een vogel in zijn bek. Het gloeide oranje, stomend heet, en terwijl de anderen McCloud vasthielden, bracht de man de poker naar zijn nu blote wang.
“NEE!” gilde McCloud.
Maar het was te laat.
Een afschuwelijk gekrijs sneed door de lucht, gevolg door een sissend geluid en de geur van verbrand vlees. Andronicus keek blij toe terwijl de pook dieper en dieper in McClouds wang brandde. Het gesis werd luider, het geschreeuw bijna ondraaglijk.
Eindelijk, na een goede tien seconden, lieten ze McCloud vallen.
McCloud zakte op de grond in elkaar, bewusteloos, kwijlend, terwijl er ook opsteeg van zijn gezicht. Het embleem van Andronicus was in zijn vlees gebrand.
Andronicus leunde naar voren, keek neer op de bewusteloze McCloud, en bewonderde zijn werk.
“Welkom bij het Rijk.”
HOOFDSTUK TWEE
Erec stond op de heuveltop aan de bosrand en terwijl hij het kleine leger zag naderen, vulde zijn hart zich met vuur. Hij was geboren voor een dag als deze. In sommige gevechten vervaagde de lijn tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid—maar niet vandaag. De Heer van Baluster had zijn bruid schaamteloos gestolen, en hij was opschepperig geweest. Hij had zich niet willen verontschuldigen. Hij was van zijn misdaad op de hoogte gesteld, hij had de kans gekregen om het goed te maken, en hij had geweigerd zijn fouten recht te zetten. Hij had deze ellende zelf veroorzaakt. Zijn mannen hadden het moeten laten gaan—zeker nu hij dood was.
Maar daar reden ze, honderden van hen, betaalde huurlingen van deze mindere heer—allemaal vastberaden Erec te doden, alleen maar omdat ze door deze man waren betaald. Ze galoppeerden op hem af in hun glanzende groene wapenrusting, en toen ze dichterbij kwamen lieten ze een strijdkreet uit. Alsof hij daar bang van zou moeten worden.
Erec was niet bang. Hij had al teveel van dit soort gevechten meegemaakt. Als hij één ding had geleerd in al zijn jaren van training, was het om nooit te vrezen wanneer hij aan de kant van het rechtvaardige vocht. Rechtvaardigheid, zo had hij geleerd, zou wellicht niet altijd overwinnen—maar het gaf de drager de kracht van tien mannen.
Het was geen angst dat Erec voelde terwijl hij de honderden mannen zag naderen, wetende dat hij waarschijnlijk op deze dag zou sterven. Het was verwachting. Hij had een kans gekregen om zijn dood op de meest eervolle manier te ontmoeten, en dat was een geschenk. Hij had een gelofte van eer afgelegd, en vandaag zou hij deze moeten vervullen.
Erec trok zijn zwaard en rende te voet de heuvel af, richting het leger dat op hem af kwam. Op dit moment wenste hij meer dan ooit dat hij zijn trouwe paard, Warfkin, bij zich had om de strijd tegemoet te rijden—maar het deed hem goed te weten dat Warfkin Alistair veilig terug naar Savaria zou brengen, naar de veiligheid van het hof van de Hertog.
Terwijl hij de soldaten naderde, nauwelijks vijftig meter verderop, versnelde Erec. Hij ging recht op de leidende ridder in het midden af. Ze vertraagden niet, en hij ook niet, en hij bereidde zich voor op de botsing.
Erec wist dat hij één voordeel had: driehonderd mannen konden fysiek niet dichtbij genoeg komen om allemaal één man tegelijk aan te vallen; hij wist van zijn training dat hoogstens zes man te paard een man tegelijk zouden kunnen aanvallen. Voor Erec betekende dit dat zijn kansen niet driehonderd tegen één waren—maar slechts zes tegen één. Zolang hij de zes mannen voor zich kon blijven doden, had hij een kans om te winnen. Het was slechts een kwestie