Eens gelokt. Блейк Пирс

Читать онлайн книгу.

Eens gelokt - Блейк Пирс


Скачать книгу
een verdrietige gezichtsuitdrukking. Hij hield de map vast die Meredith aan haar had proberen te geven.

      “Ik heb je nodig op deze zaak,” zei Bill. “Het is persoonlijk voor me. Ik word er gek van dat ik het niet kon oplossen. En ik blijf me maar afvragen of ik niet goed presteerde omdat mijn huwelijk op de klippen liep. Ik heb de familie van Valerie Bruner leren kennen. Het zijn goede mensen. Maar ik heb geen contact met ze gehouden omdat... nou, ik heb ze teleurgesteld. Ik moet het met ze goedmaken.”

      Hij legde de map op Riley’s bureau.

      “Kijk hier gewoon even naar. Alsjeblieft.”

      Hij verliet Riley’s kantoor. Ze staarde naar de folder, nog steeds besluiteloos.

      Dit was niet hoe ze was. Ze wist dat ze zich hier overheen moest zetten.

      Terwijl ze piekerde, herinnerde ze zich iets uit haar tijd in Phoenix. Ze had een meisje kunnen redden, Jilly. Dat had ze geprobeerd tenminste.

      Ze pakte haar telefoon en belde het nummer van een tieneropvang in Phoenix, Arizona. Een bekende stem nam op.

      “Dit is Brenda Fitch.”

      Riley was blij dat Brenda had opgenomen. Ze had de maatschappelijk werkster leren kennen tijdens haar vorige zaak.

      “Hoi Brenda,” zei ze. “Dit is Riley. Ik wou even vragen hoe het met Jilly was.”

      Jilly was een meisje dat Riley had gered uit de sekshandel, een magere, donkerharige dertienjarige. Jilly had geen familie, behalve een mishandelende vader. Zo nu en dan belde Riley om te horen hoe het met Jilly ging.

      Riley hoorde Brenda zuchten.

      “Goed dat je belt,” zei Brenda. “Ik wou dat meer mensen wat zorg zouden tonen. Jilly is nog hier bij ons.”

      Riley’s hart zonk. Ze hoopte ze op een dag zou bellen en zou horen dat Jilly door een aardig pleeggezin was meegenomen. Maar vandaag was niet die dag. Nu maakte Riley zich zorgen.

      Ze zei, “De laatste keer dat we elkaar spraken, was je bang dat ze haar terug naar haar vader zouden sturen.”

      “O, nee, dat hebben we wettelijk geregeld. We hebben zelfs een contactverbod om hem van haar weg te houden.”

      Riley ademde een zucht van opluchting.

      “Jilly vraag heel vaak naar je,” zei Brenda. “Wil je haar spreken?”

      “Ja. Alsjeblieft.”

      Brenda zette Riley in de wacht. Riley vroeg zich opeens af of dit wel zo'n goed idee was. Iedere keer dat ze met Jilly praatte, voelde ze zich schuldig. Ze snapte niet waarom ze zich zo voelde. Ze had Jilly immers gered van een leven van uitbuiting en mishandeling.

      Maar waarvoor was ze gered? vroeg ze zich af. Wat voor een leven had Jilly om naar uit te kijken?

      Ze hoorde Jilly’s stem.

      “Hé, Agent Paige.”

      “Hoe vaak moet ik je nog zeggen om me zo niet te noemen?”

      “Sorry. Hé, Riley.”

      Riley lachte een beetje.

      “Hé. Hoe gaat het met je?”

      “Oké, denk ik.”

      Er viel een stilte.

      Een typische tiener, dacht Riley. Het was altijd lastig om Jilly aan het praten te krijgen.

      “Wat ben je aan het doen?” vroeg Riley.

      “Ik ben net wakker,” zei Jilly met suffe stem. “Ik ga nu ontbijten.”

      Riley besefte toen dat het in Phoenix drie uur vroeger was.

      “Sorry dat ik zo vroeg bel,” zei Riley. “Ik vergeet het tijdsverschil steeds.”

      “Maakt niet uit. Het is aardig dat je belt.”

      Riley hoorde een gaap.

      “Ga je naar school vandaag?” vroeg Riley.

      “Ja. Ze laten ons daarvoor iedere dag uit de bak.”

      Dat was Jilly’s lopende grapje, de opvang “de bak” noemen alsof het een gevangenis was. Riley vond het niet erg grappig.

      Riley zei, “Nou, ik laat je maar ontbijten en je klaarmaken.”

      “Hé, wacht even,” zei Jilly.

      Er viel nog een stilte. Riley dacht dat ze Jilly een snik hoorde inhouden.

      “Niemand wil me, Riley,” zei Jilly. Nu huilde ze. “Pleeggezinnen slaan me steeds over. Ze vinden mijn verleden maar niks.”

      Riley was stomverbaasd.

      Haar “verleden”? dacht ze. Jezus, hoe heeft een dertienjarige een “verleden”? Wat is er mis met mensen?

      “Het spijt me,” zei Riley.

      Jilly sprak haperend tussen haar tranen door.

      “Het is alsof... nou weet je, het is... ik bedoel Riley, het is alsof jij de enige bent die het iets kan schelen.”

      Riley’s keel brandde en haar ogen prikte. Ze kon geen antwoord geven.

      Jilly zei, “Kan ik niet bij jou komen wonen? Ik zal je niet tot last zijn. Je hebt een dochter toch? Ze zou zoals een zus voor me kunnen zijn. We zouden voor elkaar kunnen zorgen. Ik mis je.”

      Riley had moeite met praten.

      “Ik... ik denk niet dat dat mogelijk is, Jilly.”

      “Waarom niet?”

      Riley voelde zich verwoest. De vraag kwam aan als een kogel.

      “Het is gewoon... niet mogelijk,” zei Riley.

      Ze kon Jilly nog steeds horen huilen.

      “Oké,” zei Jilly. “Ik moet gaan ontbijten nu. Doei.”

      “Doei,” zei Riley. “Ik bel snel weer.”

      Ze hoorde een klik toen Jilly de telefoon ophing. Riley boog zich over haar bureau, tranen stroomden over haar wangen naar beneden. Jilly’s vraag bleef maar in haar hoofd echoën....

      “Waarom niet?”

      Er waren wel duizend redenen. Ze had haar handen nu al vol aan April. Haar baan nam te veel van haar, zowel qua tijd als qua energie. En was ze deskundig en voorbereid genoeg om met Jilly’s psychologische trauma om te gaan? Natuurlijk niet.

      Riley veegde haar ogen af en ging rechtop zitten. Het had geen zin om te zitten zwelgen in zelfmedelijden. Het was tijd om weer aan het werk te gaan. Meisjes stierven daarbuiten, en ze hadden haar nodig.

      Ze pakte de map en opende deze. Was het tijd, vroeg ze zich af, om terug de arena in te gaan?

      HOOFDSTUK DRIE

      Scratch zat op de schommel op zijn veranda en keek hoe kinderen rondliepen in hun Halloweenkostuums. Normaal gesproken genoot hij van de kinderen die langs de deuren gingen. Maar dit jaar was het een bitterzoet gebeuren.

      Hoeveel van deze kinderen zullen over een paar weken nog in leven zijn? vroeg hij zich af.

      Hij zuchtte. Waarschijnlijk geen. De deadline was nabij en niemand lette op zijn boodschappen.

      De kettingen van de schommel op de veranda piepten. Er viel een zachte, warme regen, en Scratch hoopte dat de kinderen geen kou zouden vatten. Hij had een mand met snoep op zijn schoot en deelde gul uit. Het werd laat, en over niet al te lang zouden er geen kinderen meer zijn.

      In Scratchs gedachten was Grootvader nog steeds aan het klagen, ook al was de humeurige oude man al jarenlang dood. En het maakte niet uit dat Scratch nu volwassen was, hij zou nooit vrij zijn van het advies van de oude man.

       “Kijk naar die ene met de cape en het plastic masker,” zei Grootvader.


Скачать книгу