Agent Nul. Джек Марс
Читать онлайн книгу.het grindweggetje voor de wijngaard eindigde. Voor hen was een paleiselijk gebouw, bijna een kasteel, van grijs steen met gewelfde ramen en klimop aan de zuidelijke façade. Heel eventjes stond Reid de prachtige architectuur te bewonderen; het was waarschijnlijk wel tweehonderd jaar oud, misschien ouder. Maar ze stopten er niet; in plaats daarvan cirkelde de auto om het grootse huis en er achterlangs. Na nog een kilometer parkeerden ze op een kleine parkeerplaats en deed de chauffeur de motor uit.
Ze waren gearriveerd. Maar waar ze gearriveerd waren, daarvan had hij geen idee.
De gorilla’s stapten eerst uit, toen Reid gevolgd door Yuri. De bittere koude benam hem de adem. Hij klemde zijn kaken opeen zodat zijn tanden niet klapperden. Zijn twee grote begeleiders leken er hoegenaamd geen last van te hebben.
Zo’n vijftig meter van hen vandaan was een uitgestrekte, lage constructie, twee verdiepingen hoog en verscheidene malen breder; zonder ramen en gemaakt van gegolfd staal dat beige geschilderd was. Een soort voorziening, beredeneerde Reid – misschien voor het maken van wijn. Maar hij betwijfelde het.
Yuri rekte zijn ledematen kreunend uit. Toen grijnsde hij naar Reid. “Ben, ik begrijp dat we nu hele goede vrienden zijn, maar toch…” Hij haalde een dunne strook zwart textiel uit zijn jaszak. “Ik moet erop aandringen.”
Reid knikte eenmaal kordaat. Welke keuze had hij? Hij draaide zich om zodat Yuri de blinddoek om zijn ogen kon binden. Een sterke, vlezige hand greep zijn bovenarm – ongetwijfeld een van de gorilla’s.
“Zo dan,” zei Yuri. “Op naar Otets.” De sterke hand trok hem voorwaarts en leidde hem terwijl ze in de richting van het stalen gebouw liepen. Hij voelde een andere schouder tegen de zijne bewegen aan de andere kant; hij had aan iedere zijde een van de grote gorilla’s.
Reid ademde gelijkmatig door zijn neus en probeerde zijn best om kalm te blijven. Luister, zeiden zijn gedachten tegen hem.
Ik luister.
Nee, luister. Luister, en ga erin mee.
Iemand bonsde driemaal op een deur. Het geluid was dof en zo hol als een trommel. Hoewel hij niets kon zien, beeldde Reid zich in dat Yuri met zijn vuist op de zware stalen deur bonsde.
Katsjunk. Een dwarsbalk schoof voorbij. Een woesj, een vlaag van warme lucht toen de deur opende. Ineens, een collage van geluid – het klinken van glas, het klotsen van vloeistof, het zoemen van transportbanden. Zo te horen de werktuigen van een wijnboer. Vreemd; hij had van buiten niets gehoord. De buitenmuren van het gebouw zijn geluidsdicht.
De zware hand leidde hem naar binnen. De deur ging weer dicht en de dwarsbalk werd op zijn plaats geschoven. De vloer onder hem voelde aan als glad beton. Zijn schoenen sloegen tegen een kleine plas. De zurige lucht van fermentatie was het sterkst, en vlak daaronder de zoetere, bekende geur van druivensap. Ze maken hier daadwerkelijk wijn.
Reid telde zijn passen over de vloer van het gebouw. Ze gingen door een tweede set deuren, en daarmee kwam een assortiment aan nieuwe geluiden. Machines – hydraulische pers. Drilboor. De klinkende ketting van een transportband. De geur van fermentatie werd vervangen door smeervet, motorolie, en…Poeder. Ze zijn hier iets aan het maken; hoogstwaarschijnlijk munitie. Er was iets anders, iets bekends, naast de olie en de poeder. Het was iets zoets, als amandelen… Dinitrotoluene. Ze maken explosieven.
“Trap,” zei Yuri’s stem dicht bij zijn oor, toen Reids scheenbeen tegen de onderste trede botste. De zware hand bleef hem leiden terwijl vier paar voetstappen de stalen trap beklom. Dertien stappen. Degene die dit gebouwd heeft is kennelijk niet bijgelovig.
Bovenaan was er weer een stalen deur. Toen die eenmaal achter hen gesloten was, was er geen geluid meer van de machines te horen – weer een geluidsdichte kamer. Klassieke pianomuziek speelde vlakbij. Brahms. Variaties op een thema van Paganini. De melodie was niet klankrijk genoeg om van een echte piano te komen; een of andere stereo.
“Yuri.” De nieuwe stem was een strenge bariton die lichtelijk schor was, van teveel schreeuwen misschien, of van teveel sigaren. Aan de geur van de kamer af te lezen was het het laatste. Misschien allebei.
“Otets,” zei Yuri onderkruiperig. Hij sprak snel in het Russisch. Reid deed zijn best om Yuri’s accent te volgen. “Ik breng u goed nieuws uit Frankrijk…”
“Wie is deze man?” eiste de bariton. De manier waarop hij sprak leek erop te wijzen dat Russisch zijn moedertaal was. Reid vroeg zich af wat de connectie zou kunnen zijn tussen de Iraniërs en deze Russische man – of zelfs met de gorilla’s in de terreinwagen, of de Servische Yuri. Misschien wapenhandel, zei de stem in zijn hoofd. Of iets ergers.
“Dit is de boodschapper van de Iraniërs,” antwoordde Yuri. “Hij heeft de informatie die we nodig hebben voor –“
“Je hebt hem hiernaartoe gebracht?” viel de man hem in de rede. Zijn diepe stem schreeuwde nu. “Je moest naar Frankrijk gaan en de Iraniërs ontmoeten, niet mannen naar mij slepen! Je stelt alles in gevaar met deze stomheid!” Er was een scherpe krak – de achterkant van een harde hand in een gezicht – en een luide ademteug van Yuri. “Moet ik je taakomschrijving op een kogel schrijven om het door je dikke schedel te laten doordringen?!”
“Otets, alstublieft…” stamelde Yuri.
“Noem me niet bij die naam!” brulde de man. Een pistool werd gespannen – een zwaar pistool, aan het geluid te horen. “Noem me bij geen enkele naam in bijzijn van deze vreemdeling!”
“Hij is geen vreemdeling!” jammerde Yuri. “Hij is Agent Nul! Ik heb je Kent Steele gebracht!”
HOOFDSTUK ZEVEN
Kent Steele.
De stilte regeerde een paar seconden die wel minuten leken. Honderden visioenen flitsten razendsnel door Reids hoofd alsof ze er door een machine ingestopt werden. De CIA. Nationale Geheime Service, Bijzondere Activiteitendivisie, Groep Speciale Operaties. Psychologische operaties.
Agent Zero.
Als je ontmaskerd wordt, ben je dood.
We praten niet. Nooit.
Onmogelijk.
Zijn vingers beefden opnieuw.
Het was simpelweg onmogelijk. Dingen zoals het wissen van iemands geheugen of implantaten of onderdrukkers hoorden bij complottheorieën en Hollywoodfilms.
Het maakte nu toch niet uit. Ze hadden de hele tijd geweten wie hij was – van de kroeg tot de autorit en helemaal tot aan België toe, had Yuri geweten dat Reid niet was wie hij zei dat hij was. Nu was hij geblinddoekt en gevangen achter een stalen deur met minstens vier gewapende mannen. Niemand anders wist waar hij was of wie hij was. Een zware brok van angst vormde zich diep in zijn maag en dreigde hem misselijk te maken.
“Nee,” zei de baritonstem langzaam. “Nee, je vergist je. Stomme Yuri. Dit is niet de CIA-man. Als het hem wel was geweest zou jij nu niet hier staan!”
“Tenzij hij hier kwam om u te vinden!” sprak Yuri hem tegen.
Vingers grepen naar de blinddoek en rukten die van hem af. Reid kneep zijn ogen samen tegen de plotselinge felheid van de tl-buizen boven hem. Hij knipperde in het gezicht van een man van in de vijftig, met zout-en-peper-haar, een volle baard die dicht tegen zijn kaak was geschoren, en scherpe, opmerkzame ogen. De man, kennelijk Otets, droeg een antracietgrijs pak. De bovenste twee knoopjes van zijn hemd stonden open en gaven zicht op wat krullend grijs borsthaar. Ze stonden in een kantoor met roodgeschilderde muren en versierd met kitscherige schilderijen.
“Jij daar,” zei de man in het Engels, met een accent. “Wie ben je?”
Reid ademde hortend in en weerhield zich ervan de man te vertellen dat hij het eigenlijk ook allemaal niet meer wist. In plaats daarvan sprak hij met bevende stem, “Ik heet Ben. Ik ben een boodschapper. Ik werk met de Iraniërs.”
Yuri, die op zijn knieën achter Otets zat, sprong op. “Hij liegt!” krijste de Serviërs. “Ik weet dat hij liegt! Hij zegt dat de Iraniërs hem