Voordat hij ziet. Блейк Пирс
Читать онлайн книгу.een sprankje hoop. “Waarom? Is dit belangrijk?”
“Dat kunnen we nu nog niet met zekerheid zeggen,” zei Mackenzie. “Maar we houden je op de hoogte. Bedankt voor je tijd.”
“Natuurlijk,” zei Caleb. “Uhh, mag ik nog wat vragen?”
“Ja?” Zei Mackenzie.
“Het is nu meer dan drie dagen geleden, toch? Drie dagen sinds ik haar voor het laatst heb gezien en bijna twee hele dagen sinds ze haar lichaam hebben gevonden.”
“Dat klopt,” zei Bryers zachtjes.
“Dus is het te laat? Gaat deze klootzak ermee wegkomen?”
“Nee,” zei Mackenzie. Het was eruit voordat ze er erg in had en ze wist meteen dat ze haar eerste fout in het bijzijn van Bryers had gemaakt.
“We zullen ons best doen,” zei Bryers en legde een zachte maar dwingende hand op de schouder van Mackenzie. “Bel ons als u denkt dat u iets weet wat ons kan helpen.”
Daarna vertrokken ze. Nog voordat ze de deur achter zich dicht konden trekken hoorde Mackenzie huiverend hoe Caleb in snikken uitbarstte.
Het geluid deed iets met haar ... iets dat haar aan thuis deed denken. De laatste keer dat ze zich zo had gevoeld was toen ze in Nebraska volledig geobsedeerd was geraakt op de taak om de Vogelverschrikker Moordenaar op te sporen. Terwijl ze het trapje van de voordeur van Caleb Kellerman afliep voelde ze die allesverslindende behoefte weer en realiseerde ze zich langzaam dat niets haar zou stoppen totdat ze deze moordenaar had opgepakt.
HOOFDSTUK VIER
“Dat kun je niet doen,” zei Bryers toen ze weer in de auto zaten, en terwijl hij reed.
“Wat kan ik niet doen?”
Hij zuchtte en deed zijn best om oprecht te lijken in plaats van disciplinair over te komen. “Ik besef dat je waarschijnlijk nooit eerder in een dergelijke situatie bent geweest, maar je kunt de familie van een slachtoffer niet beloven dat de moordenaar er niet mee wegkomt. Je kunt ze geen hoop geven als die er niet is. Verdorie, zelfs al is er hoop, zoiets mag je nooit beloven.”
“Ik weet het,” zei ze teleurgesteld. “Ik besefte het meteen nadat het had gezegd. Mijn excuses.”
“Excuses zijn niet nodig. Probeer gewoon je hoofd koel te houden. Begrepen?”
“Begrepen.”
Omdat Bryers beter bekend was in de stad dan Mackenzie, reed hij naar het hoofdkantoor van het Openbaar Streekvervoer. Hij had haast en vroeg Mackenzie om alvast te bellen om ervoor te zorgen dat ze met iemand zouden kunnen praten die verstand van zaken had, zodat ze binnen een paar tellen weer buiten konden staan. Het was snel en gemakkelijk geregeld, en Mackenzie was onder de indruk van zijn efficiëntie. Het was absoluut anders dan wat ze in Nebraska had ervaren. Tijdens de rit die ongeveer een half uur had geduurd bleef Bryers het gesprek gaande houden. Hij wilde alles weten over haar tijd bij de politie in Nebraska, en met name over de Vogelverschrikker Moordenaar. Hij vroeg naar haar tijd op de universiteit en haar interesses. Ze vond het geen enkel probleem om hem wat oppervlakkige informatie te geven maar ging niet al te diep op zijn vragen in, vooral ook omdat hijzelf ook oppervlakkig bleef.
Bryers leek zelfs terughoudend. Toen Mackenzie hem naar zijn familie had gevraagd, had hij het zo algemeen als hij kon gehouden zonder onbeleefd te zijn. “Een vrouw, twee jongens die naar school gaan, en een hond die op zijn laatste poten loopt.”
Achja, dacht Mackenzie. Het is pas onze eerste dag samen en hij kent me nog helemaal niet, hij weet alleen wat hij zes maanden geleden over me in de krant heeft gelezen, en wat in mijn dossier van de Academie staat. Ik kan het hem niet kwalijk nemen dat hij zich nog niet open stelt ten opzichte van mij.
Toen ze op het hoofdbureau van het Openbaar Streekvervoer aankwamen, had Mackenzie nog steeds een positieve indruk van de oudere Agent, maar er hing een spanning tussen hen die ze niet helemaal begreep. Misschien voelde hij het niet zo; misschien lag het aan haar. Het feit dat hij eigenlijk alle vragen die ze over zijn werk had gesteld niet had beantwoord maakte haar ongemakkelijk. Het herinnerde haar eraan dat dit haar werk nog niet was. Ze deed gewoon mee als een gunst voor Ellington, een manier om te kijken of ze ook daadwerkelijk geschikt was voor dit werk.
Een andere reden waarom ze bij dit alles betrokken was, was omdat er door mensen op hoge functies achter de schermen duistere dealtjes waren geslagen en met haar bemoeienis in dit onderzoek een grote gok waagden. Het voegde een geheel nieuw niveau van risico toe, niet alleen voor haar maar ook voor de mensen met wie ze nu samenwerkte, inclusief Bryers en Ellington.
Het hoofdbureau van het Openbaar Streekvervoer bevond zich in een gebouw met ongeveer tien andere afdelingen. Mackenzie volgde Agent Bryers door de gangen. Hij liep snel en knikte hier en daar naar mensen alsof hij er vaker was geweest. Een paar mensen leken hem te herkennen en gaven hem een snelle glimlach of wuifden naar hem. De dag liep ten einde, de mensen leken haast te hebben, wachtend op vijf uur.
Toen ze in het gedeelte van het gebouw aankwamen waar ze moesten zijn, liet Mackenzie de boel even bezinken. Nog geen vier uur geleden was ze uit de klas van McClarren gestapt, en nu zat ze ineens tot haar nek toe verwikkeld in één of andere moordzaak, en werkte ze met een Agent die goed getraind en verdomd goed was in zijn werk.
Ze liepen naar de receptie en Bryers leunde iets voorover en keek de de jonge vrouw die achter het bureau zat, recht in haar gezicht. “We hebben gebeld, we willen met iemand praten over de bus roosters,” legde hij uit aan de vrouw. “Agenten White en Bryers.”
“Oh ja,” zei de receptioniste. “U kunt het beste met mevrouw Percell praten. Ze is in de achterkant van het bus depot. Het is de gang helemaal door, de trap af en dan aan de achterkant.”
Ze volgden de aanwijzingen van de receptioniste op, en gingen op weg naar de achterkant van het gebouw. Mackenzie kon het brommen en het gerommel van de motoren al horen. Het gebouw was zo gebouwd dat het geluid helemaal niet te horen was geweest in het drukke, mooiere gedeelte van het gebouw, maar hier achterin klonk het bijna als een autogarage.
“Wanneer we deze mevrouw Percell ontmoeten,” zei Bryers,“ wil ik dat jij het woord doet.”
“Oké,” zei Mackenzie, ze had nog steeds het gevoel dat ze één of ander raar examen aan het afleggen was.
Ze namen de trap naar beneden en volgden een bord met de naam Garage / Bus Depot. Beneden leidde een smalle gang naar een klein open kantoor. Een man die eruit zag als een monteur stond achter een verouderde computer en typte iets in. Door een groot raam kon Mackenzie de grote garage zien. Er stonden verschillende stadsbussen geparkeerd die voor onderhoud binnen stonden. Terwijl ze door het raam keek, ging een deur achter in het kantoor open en een vrolijk ogende, gezette vrouw liep de garage binnen.
“Zijn jullie de FBI-mensen?”
“Ja, dat klopt,” zei Mackenzie. Naast haar flitste Bryers met zijn insigne, waarschijnlijk omdat zij er geen had om te laten zien. Percell leek tevreden met deze referentie en begon meteen te praten.
“Ik begrijp dat jullie vragen hebben over de bus roosters en het rooster van de chauffeurs,” zei ze.
“Dat klopt,” antwoordde Mackenzie. “We hopen erachter te komen welke buschauffeur drie dagen geleden op een bepaalde halte heeft gereden, en willen graag met deze chauffeur praten.”
“Natuurlijk,” zei ze. Ze liep naar het kleine bureau waar de monteur aan het typen was en stootte hem speels aan. “Doug, laat mij het stuur even overnemen, wil je?”
“Graag,” zei hij met een glimlach. Hij stond op van het bureau en terwijl mevrouw Percell achter de computer ging zitten liep hij terug de garage in. Ze drukte op een paar toetsen en keek daarna trots op, duidelijk blij dat ze van dienst kon zijn.
“Waar is de halte in kwestie?”
“Op de hoek van Carlton en Koningstraat,” zei Mackenzie.
“En om welke bus zou het